Archive for the ‘Psychology’ Category

Doctor Out of the Box (In Dutch)

Tuesday, May 1st, 2018

Dit is een Powerpoint-presentatie uit 2013 gemaakt om te laten zien hoe slimme hulpmiddelen zoals semantic mining, sensors en proces-management  kan helpen om de processen in de gezondheidszorg te ondersteunen.

Er wordt gebruik gemaakt van Paths of Change (PoC) van Will McWhinney om het gebied in kaart te brengen. Dit gebeurt stap voor stap waarbij er iedere keer een nieuwe (medische) functie wordt toegevoegd.

Aan het einde van de presentatie worden alle stappen samengevoegd in een Gezondheidsarchitectuur die zowel voor de lichamelijke als de geestelijke gezondheidszorg bruikbaar is.

Paths of Change past op Interpersonal Theory een psychologische theorie die de mens beschouwd als een interne en externe relatie.

Diagnose is een verband tussen waarnemen (Zintuigen (Sensors), Ervaring)  en waarheid (Kennis). Op basis van de diagnose kun je acties ondernemen die allemaal passen op de algemene verbanden (de “paden“) in Paths of Change. De paden worden in het vervolg verder uitgewerkt.

Dit plaatje is bedoeld om de plek van Watson te introduceren. Watson maakt gebruik van Kennisbanken (een verzameling “waarheden”). Watson is toegespitst op de denkwijze van de specialist. De software doet een specialist na en geeft antwoorden op gestelde vragen.

Dit plaatje bevat een samenvatting van de werkwijze van Watson die door IBM DeepQA wordt genoemd. (QA staat voor Questions/Answers).

 

In de Diagnostiek worden de volgende aspecten van de Mens meegenomen.

Het is mogelijk om Watson (of een ander Semantisch Mining-tool) automatisch te koppelen aan een Proces-Bibliotheek waardoor er een Behandelplan kan worden gemaakt.

Aangezien er statistische methoden worden gebruikt ontbreekt vaak een menselijke verklaring van de uitkomst. Als het diagnose-hulpmiddel moet aansluiten bij een menselijke expert is dit van belang.

Het behandelplan kan worden gekoppeld aan een database met behandelaars.

en een netwerk met Ervaringsdeskundigen.

Op basis van (diepte)interviews met Ervaringsdeskundigen kan een levensloop-simulator worden gebouwd.

Een groot aantal (zo niet alle) meetinstrumenten van de arts kan worden vervangen door (draagbare) sensors, waardoor er als dat nodig is real-time kan worden gemeten.

Het plaatje geeft een globaal beeld aan van de ontwikkeling van de technologie de komende tien jaar.

Over de Magie van de Anti-Kwetsbaarheid (in Dutch)

Thursday, March 8th, 2018

Deze blog is het gevolg van een  presentatie over Anti-Fragility die ik op 7-9-2016 heb gegeven voor de sofware-architecten van de KNVI (Koninklijke Nederlandse Vereniging van Informatieprofessionals).

De presentatie in 2016 begon met een verhaal over mijn Smart City-project in Den Haag (“Smart Urban Space”). Dit stuk van de presentatie is hier weggelaten op de conclusie na over de Anti-Fragiele Stad. Die conclusie staat in Hfdst. 15.

Het verhaal over de Zelfontplooiende Stad staat hier.

0. Over Anti-Kwetsbaarheid

Nassim Taleb beweert dat er geen woord in het Engels bestaat voor het omgekeerde van Fragility (kwetsbaarheid). Daarom heeft hij het zelf gemaakt (Anti-Fragility, anti-kwetsbaarheid). In het Nederlands bestaat het woord wel alhoewel het net als in het Engels ook een niet-(on/anti)-woord (“een tegendeel”) is.

Het omgekeerde van Fragility is onkwetsbaarheid, een mythisch begrip, waar veel levenden naar op zoek zijn geweest maar dat alleen aan de Goden is (of was?) voorbehouden.

Taleb plaatst Anti-Fragility vooral in het scheppende perspectief. Met Anti-Fragility kun je chaos gebruiken om je eigen orde te scheppen.

Dit document bevat een zoektocht naar Anti-Fragility langs allerlei modellen die stukjes van de puzzel bevatten.

1. Over de Phoenix, het Symbool van Veerkracht

Op het plaatje houden Thoth, de Uitvinder en Ma’at, de Godin van de Balans, de Levensboom (de Ished) in Evenwicht.

De vruchten van de Boom des Levens gaven Eeuwig Leven (en dus Onkwetsbaarheid) en Inzicht in het Grote Plan.

In de top van de Boom die gesitueerd was in Heliopolis  zat de Bennu Vogel, de Magische Phoenix. De Vuurvogel die uit haar eigen Vuur herboren wordt is het Symbool van Nassim Taleb voor Veerkracht, het laatste stadium voor anti-kwetsbaarheid.

De tovenaar Thoht wordt ook wel Djehuti genoemd. Hij is de bestuurder van de Djed, de levenskracht (“het Vuur van de Phoenix”, de Kundalini), waarmee hij het Rad van Avontuur in beweging  zet dat door Ma’at binnen de perken wordt gehouden.

Het mag duidelijk zijn dat Nassim Taleb op zoek is naar de bron van de Levenskracht en de beperkingen van Ma’at wil ontlopen.

In moderne terminologie wil Nassim permanent in de “Edge of Chaos” (“de Adjacent Possible“, Kauffman) opereren. De “edge” is het gebied tussen orde en chaos waar de nieuwe ruimte wordt gevormd en de tijd zijn werk nog niet kan doen.

2. Citaten Nassim Taleb

Cursief een aantal citaten van Nassim Taleb om in de stemming te komen:

Our brain is not cut out for nonlinearities. People think that if, say, two variables are causally linked, then a steady input in one variable should always yield a result in the other one. Our emotional apparatus is designed for linear causality.

Wind extinguishes a candle and energizes fire. You want to be the fire and wish for the wind. …The mission is how to domesticate, even dominate, even conquer, the unseen, the opaque, and the inexplicable.

It takes a lot of intellect and confidence to accept that what makes sense doesn’t really make sense.

For a free person, the optimal – most opportunistic – route between two points should never be the shortest one.

Not seeing a tsunami or an economic event coming is excusable; building something fragile to them is not.

The ultimate freedom lies in not having to explain “why” you did something.

The best choice is the one that remains for no good reason while other options have 2 or more reasons.

You get pseudo-order when you seek order; you get a measure of order and control when you embrace randomness.

In fact, every step is a new beginning. 

3. Introductie

Dit document is een persoonlijke zoektocht naar anti-fragility, een concept bedacht door de auteur/wetenschapper/filosoof/geldhandelaar Nassim Taleb. Anti-fragility is het omgekeerde van kwetsbaarbaarheid (fragile).

Taleb is een liefhebber van het omgekeerde en van kunstige metafoor (“The general principle of antifragility, it is much better to do things you cannot explain than explain things you cannot do.”).

Nassim zet zijn lezers graag op het verkeerde been suggererend dat dat het goede been is. Door het omgekeerde te nemen laat hij de grenzen zien van het dagelijkse en opent daardoor een nieuwe wereld die grotendeels onbegrijpelijk is maar wel degelijk mogelijk (“I want to live happily in a world I don’t understand”).

De zoektocht maakt gebruik van wat ik “mapping” noem, het springen (“afbeelden“) van model naar model waarbij het basismodel, Paths of Change,  steeds meer wordt verrijkt met details die zich rondom het kernthema (on-kwetsbaarheid) ophopen.

4. Het Basis-Model, Paths of Change

Paths of Change (PoC) beschrijft veranderprocessen en is ontwikkeld door Will McWhinney.

De methode maakt gebruik van het concept wereldbeeld (worldview), een specifieke kijk op de wereld.

PoC gebruikt vier onafhankelijke  wereldbeelden:

  • Sensory (waar-nemen / handelen/ ervaring/ rood), 
  • Unitary (waar-heid /kennis /systeem /blauw ), 
  • Mythic (weer (waar?)-geven  / idee/ inzicht/ geel) en 
  • Social (waar-deren /waarde /groep / groen).

Een verandering is een cyclisch proces dat minimaal twee wereldbeelden doorloopt. Als voorbeeld, het wetenschappelijke veranderproces, koppelt unitary (waar-heid) aan sensory (waar-nemen) en vice-versa.

PoC is een fractaal-systeem (zelf-referentie, herhaling zelfde model). De basisvorm, de golf, herhaalt zich op ieder schaalniveau. Er zijn vele golven met een verschillende periodiciteit (frequentie).

Cycli van verschillende periodiciteit versterken of beperken elkaar. Omhoog en omlaag van gelijke waarde heffen elkaar op.

Een golf lijkt op een Sinus en bestaat uit een weg omhoog (mythic), de top (unitary), de weg omlaag (sensory) en het dal (social, depressie) waar vandaan de weg omhoog weer start.

De wiskundige Fourier heeft aangetoond dat alle functies kunnen worden beschreven als een verzameling van sinussen en cosinussen. Een cosinus is een vertraagde sinus.

Een Sinusvorm bevat twee tegenstellingen (omkeringen) n.l. richting (omhoog/omlaag) en evenwicht (top/dal).

Richting en (&) evenwicht vormen samen het geheel. Ze worden elkaars complement genoemd. Een systeem dat bestaat uit twee opponenten en complementen wordt een Quaternio genoemd.

Een voorbeeld van de Quaternio in het basismodel van PoC is de link waar-nemen (Sensory) vs weer-geven (Mythic). Weer of waar betekent aandacht. De kruisen in het model gaan over tegenstellingen.

Quaternions hebben een hele rijke historie in de geschiedenis van de wetenschap en zijn door de psycholoog/filosoof Carl Jung weer op de kaart gezet.

Een Quaternio biedt de mogelijkheid om met een concept te spelen door complement en opponent te onderzoeken.

Het is duidelijk dat Taleb een expert is in het spel van omkeren en confronteren. Zijn hoogste doel is om de lezer zodanig in de war te brengen dat hij zelf het Licht ziet.

Er zijn veel  vergelijkbare Quaternio’s (“vierluiken”). Die kunnen worden gebruikt om een toegespitste kijk te introduceren in een discussie. Door ze steeds te relateren (“mappen”) aan het PoC-model kun je een meer-dimensioneel plaatje schetsen.

Bovenstaand Quaternio komt uit de Grid/Group-theorie. Er worden twee variabelen gebruikt die een dualiteit zijn n.l. individu en niet-individu (groep) en vrije keuze (prescribing) en niet-”vrije keuze” (prescribed). Hierdoor vormen ze samen een Quaternio.

PoC is te beschrijven met de variabelen Communion en Agency, waarbij Agency lijkt op de Vrije Keuze-variabele maar dan andersom n.l. het effect van Agency is vrije of niet-vrije keuze en de groep-variabele lijkt op Communion (Samen vs Niet-Samen).

De Grid/Group-theorie is onder meer gebruikt bij het ontwerpen van Panarchy, een theorie over autonome processen. Panarchy wordt in Hfdst. 9 geintroduceerd.

De verbindingen tussen de wereldbeelden kunnen worden benoemd. Plan (Unity) -> Praktijk (Sensory) wordt Maken genoemd en Praktijk->Plan (Theorie, Unity) wordt Analyse genoemd.

Unity comprimeert (M->1) en Sensory expandeert (1->M).

De vier onderdelen van PoC kunnen weer worden ingedeeld volgens hetzelfde model. Dit noemt men zelf-referentie of schaal. In het plaatje wordt de persoonlijkheid opgeblazen tot een stelsel van Communities. Een Community of Practice heet een bedrijf.

De rechtsdraaiende cyclus is de Productie-cyclus. De linksdraaiende cyclus is de Consumptie-cyclus.

De kleuren in de plaatjes geven de relatie aan met PoC.

5. De Definitie van Anti-Fragility

Het concept anti-fragile is bedacht door Nassim Taleb en staat in de titel van zijn boek Antifragile: Things That Gain From Disorder. Anti-fragile is de antithese van fragile (kwetsbaar). Hoe meer wanorde hoe beter het anti-fragiele systeem werkt.

Een fragiel systeem is zwak dus zou je zeggen dat een anti-fragiel systeem sterk is (Robuust). Nassim Taleb gooit er nog een paar scheppen bovenop. Als je anti-fragiel bent ben je blij als er iets goed mis gaat want dan wordt het gewin groter.

Tussen fragiel (kwetsbaar) en anti-fragiel (onkwetsbaar) definieert Taleb de concepten anti-agile (niet aanpasbaar, rigide) en agile (aanpasbaar) met robuust (resilient, veerkrachtig) als midden categorie.

Anti-Fragiel worden is eigenlijk onmenselijk vandaar dat Nassim zoveel referenties geeft naar mythische voorbeelden (Phoenix (Robuust, Veerkracht), Hydra (Anti-Fragiel), een veelkoppig monster, dat meer koppen terugkrijgt als een kop wordt afgehakt).

Anti-fragile: is het vervolg op zijn bestsellers Fooled by Randomness, en The Black Swan: The Impact of the Highly Improbable.

Black Swans zijn onvoorspelbare gebeurtenissen waar je je volgens Nassim tegen kunt wapenen door ze robuust te maken.

Fragiele systemen hebben maar twee standen n.l. (0): Heel (H) en (1): Kapot (K). Organismen zijn veerkrachtige systemen.  Ze hebben 2×2 standen (HH (00 =0), HK (01 = 1), KH (10 =2), KK  (11=3)-> Hh->H , HK, KH, KK->K) en zijn cyclisch (0, 1,2,3.0,1,2,3,0,…).

Anti-Fragiele systemen zijn het product van een evolutionair proces. Evolutionaire systemen hebben 2**2**n standen en tonen zich als een spiraal.

In fact, the most interesting aspect of evolution is that it only works because of its antifragility; it is in love with stressors, randomness, uncertainty, and disorder — while individual organisms are relatively fragile, the gene pool takes advantage of shocks to enhance its fitness.

Onderstaande plaatje toont de Involutie (convergentie van de Evolutie) van de Spiraal van het Universum van de Big Bang tot en met het ontstaan van de Sociale Systemen.

Als een fragiel systeem kapot gaat kan de nieuwe staat iets heel anders doen dan vroeger of helemaal niets doen. In dat geval passen de brokstukken niet meer in elkaar.

Een fragiel systeem kan door een grote verstoring anti-fragiel worden omdat de componenten anders worden geordend en ook zelf worden aangepast.

Een niet-veranderbare (anti-agile, rigide) ecologie weerstaat een verstoring.

Een veerkrachtige (robuuste) ecologie herstelt zich maar verandert niet.

Een veranderbare (agile) kwetsbare (fragile) ecologie valt na een grote verstoring uit elkaar, ordent de brokstukken op een andere manier en blijft hetzelfde doen (“functional redundancy”).

Een onkwetsbare ecologie doet iets nieuws met nieuwe brokstukken. Het is de vraag of nieuw beter is. Het is ieder geval anders.

6. Over Rampen: Black Swans en Dragon Kings

In tegenstelling tot Nassim Taleb is Didier Sonnete van mening dat er naast de Black Swan nog een ander soort ramp bestaat, de Dragon King.

Black Swans ontstaan door Self-Organized Criticality, “de druppel die de emmer doet overlopen”, de eerste steen die een lawine, een kettingreactie, doet ontstaan. Een kettingreactie duidt op een systeem dat te geïntegreerd is. Alles hangt met alles samen.

Het moment waarop de lawine ontstaat is niet met zekerheid te voorspellen maar de verdeling van de grootte van lawines vertoont een z.g. powerlaw-verdeling (de 80/20-regel, Pareto-principe). Een powerlaw-netwerk heeft heel veel kleine knooppunten en een paar grote “hubs”, die als magneet fungeren voor de kleintjes.

Dragon Kings ontstaan omdat er door synchronisatie min of meer gelijke (homogene) sterk gekoppelde (coupling) objecten gaan ontstaan die zich als een geheel volgens een vast ritme gaan gedragen (kuddegedrag).

De kudde drijft het systeem tot enorme hoogte (“een hype”, “bubble”) waarna het in elkaar stort en een tsunami start die veel opgebouwde waarde vernietigd. Dit wordt positieve feedback genoemd.

Synchronisatie forceert homogeniteit. Ongelijke onderdelen gaan in het geheel op elkaar lijken. Voorbeelden zijn verliefdheid, mensenmenigten (“meutes”), vogelzwermen, bacteria, hersenen, files, het weer en economische bubbles.

7. Stroomsystemen en Constructal Law

Het energieverschil, het potentieel, tussen de ritmische input van de zon en de output  van de ritmisch roterende aarde (via reflectie), wordt omgezet in geordende (geconfigureerde) ritmische (cycli) beweging (stroom systemen, bijv. het weer, de waterkringloop in de zee, …).

Het ritme van de zonnecyclus veroorzaakt grootschalige synchronisatie op aarde.

Als het potentieel te laag is komt de beweging tot stilstand (uitputting). Een blokkade van een aantal stroompaden kan een infarct doen ontstaan waardoor de stroom zich ophoopt en blokkeert. Op den duur wordt de blokkade (“doorbraak”) weer opgeheven als de bron maar blijft bestaan.

Een te grote stroomlijning van de rivierdelta veroorzaakt bij een te groot aanbod overstromingen. Hierdoor gaat de stroom anders lopen (bypass). Een rivierdelta is een combinatie van vele stagnaties die plotseling door de grote druk die zich bij het knooppunt ontwikkeld een bypass veroorzaken.

Tussen stagnatie en vrije stroom bevindt zich een persistent model dat een optimalisatie is van vele variabelen (i.h.a de lengte van de stroom). Dit model, de boom,  komt steeds terug.

Constructal Law is een onderdeel van de Thermodynamica. Ze laat zien dat stroomsystemen allemaal hetzelfde fractale “boom”-patroon vertonen op ieder schaal-niveau (hersenen, longen, bloedvaten, boom, rivier, stad,…).

Het model van Paths of Change bestaat eigenlijk uit vier aan elkaar gekoppelde bomen die 90 graden zijn geroteerd.

Unity is de Boom van de Hiearchie, Sensory is de Boom van de Causaliteit, waarbij een oorzaak vele gevolgen kan hebben.  Social zijn de Wortels van de Boom en Mythic is het omgekeerde van Social. Uit het Vele komt de Eenheid voort.

In zijn totaliteit lijkt het op een centrum (de Leegte) waaruit paden voortvloeien die alle kanten op stromen. Dit model is het gevolg van een systeem zonder weerstand.

Hier toont zich de Levensboom van Thoth en Ma’at maar ook de Uhrplant van Goethe die de wetenschap van de Morphologie (de Vormkunde) in gang heeft gezet.

De essentie van Constructal Law is dat de stroomsystemen in de vorm van boomstructuren op den duur alle weerstand verwijderen zodat ze steeds beter kunnen stromen. Die weerstand wordt gevormd door de vormen die “oude” stroomsystemen hebben geproduceerd.

Dit betekent dat de cyclus sneller gaat bewegen, het boom-object kleiner wordt (maar wel deel blijft uitmaken van een groter object (dat weer deel uit maakt van een nog groter object (via de fractale wetten)))  en de vorm van het object meer gestroomlijnd wordt gegeven het medium waarin het zich bevindt (vissen (water), vogels (lucht), zoogdieren (land)).

Volgens de Constructal Law zijn de organismen maar ook de hulpmiddelen van de organismen (vliegtuigen, boten , auto’s,…) allemaal een gevolg van de rotatie (in de rotatie, in de rotatie) die het overschot aan energie van de zon heeft veroorzaakt.

8. Vitaliteit, een voorbeeld van een Spanningsveld

Vitaliteit is een verband tussen diversiteit (veerkracht) en efficiency (orde). Als er teveel is gestroomlijnd wordt het totale gekoppelde systeem gevoelig voor verstoring (fragiel, breekbaar (brittle)).

Door het uitvallen van een elektriciteit-centrale vallen alle centrales uit of door een virus valt een groot deel van de software uit (collapse). Andersom levert een te grote diversiteit een te lage samenhang (connectivity) op en werkt er niets meer samen (stagnatie, chaos).

Vitaliteit is een voorbeeld van een spanningsveld (Efficiency (Alles gelijk) vs Diversiteit). Als je dieper analyseert blijkt dat alle problemen ontstaan door spanningsvelden die niet in het midden, in balans, verkeren omdat ze met grote moeite in balans kunnen komen.

De ene en de andere kant zijn meer waarschijnlijk maar veroorzaken zulke grote problemen dat een ander spanningsveld ze weer oplost.

Aangezien de spanningsvelden samenhangen middels spanningsvelden is de wereld een systeem dat in wankel evenwicht verkeerd en dat uiteindelijk tot een punt in een kruis kan worden teruggebracht. Dat punt is het scharnierpunt waarom alles draait.

9. Panarchy, de Fusie van Pan & Anarchie?

De hoofdstukken 4 t/m 6 laten een aantal samenhangende onafhankelijke variabelen zien die een spanningsveld zijn n.l. (1) Verbondenheid (2) Vitaliteit (3) Orde en (4) Potentieel. Die variabelen komen ook voor in het model achter Panarchy.

Panarchy is een fusie tussen Pan, de God van de Natuur en Anarchie, een  niet van boven gestuurde organisatievorm. Panarchy gaat over Autonome processen in de Natuur.

Panarchy is een cyclisch 4-dimensionaal model (een spanningsveld tussen Vorm & Proces) van de ontwikkelingen (de stromen) die een ecologie doormaakt.

De vorm van de cyclus is het cijfer 8, de Möbius-ring. De ring is een 2-Dimensionele band in een 3-D-ruimte die geen boven- en onderkant heeft maar die suggestie wel wekt.

De ring kan worden onderverdeeld in vier fasen die overeenkomen met de cyclische ontwikkeling van een organisme van geboorte tot dood.

De fasen zijn:

(1) geboorte en groei (opbouwen potentie en verbondenheid, groen/blauw), Vanuit het diepste punt (“de depressie”) ontstaat er weer samenhang. De samenhang produceert en consumeert hulpbronnen waarbij er veel meer wordt geproduceerd dan geconsumeerd. Er is nog genoeg ruimte om te groeien en om voorraden te maken. Vanuit het overschot ontwikkelt zich een besturingssysteem (een elite) die vooral zorgdraagt voor consensus. De onderdelen staan in dienst van elkaar.

(2) conserveren (behoud huidige situatie prioriteit, veel te veel connecties, geen mogelijkheid voor nieuwe paden, systeem wordt broos en breekbaar, er ontstaan  verschillende breuklijnen, diversiteit neemt toe, blauw/geel): Het systeem verbruikt vrijwel al zijn hulpbronnen om zich in stand te houden. Er vindt geen innovatie plaats en het verleden wordt belangrijker als de toekomst.

(3) ineenstorten en uit elkaar vallen  (geel/rood): Uiteindelijk valt het geheel uiteen in brokstukken die niet echt op elkaar aansluiten. Er werkt niets meer samen en het systeem komt tot stilstand.

(4) herordenen en opnieuw beginnen (rood/groen): De brokstukken worden weer aangepast en samengevoegd en een nieuwe cyclus begint.

Iedere faseovergang wordt afgesloten met een fase-specifieke ramp omdat er steeds op een andere manier “door de bocht” wordt gegaan.

Het model van de ecologie herhaalt zich op verschillende schaalniveaus. Stromen op een hoger niveau zijn groter en stromen langzamer.

De verschillende schalen (bijvoorbeeld mens, sociaal netwerk, stad, zie verder Hfdst. 15) hebben relaties die omhoog (revolutie, geel/blauw) en omlaag (herinneren/terugval, blauw/rood) springen.

Onderstaand plaatje toont het Panarchy-model geprojecteerd op het PoC-model.

Een aantal observaties:

(1) De Mobius-Ring toont zich hier ook,

(2) Er is een symmetrie tussen Blauw/Geel en Rood/Groen. Aangezien PoC een Quaternio is, zie je hier dat de opposities via de kruislijnen Groeien en Reorganiseren lopen. Groeien gaat van Dieptepunt naar Top en Reorganiseren gaat van Stijgen naar Dalen. Beiden gaan in tegengestelde richting Neer->Op vs Op->Neer, een Golf.

(3) Er is een symmetrie tussen Blauw/Rood (Analytic Game, Maken/Analyseren) en Geel/Groen (Emergence, Inzicht in Waarde, Waarde van een Inzicht).

Het Analytische Spel (Unity <-> Sensory) is een mensenspel. In een Ecologie wordt dit niet gespeeld. Het spel ontstaat via de terugkoppeling naar een hogere orde. Dat komt omdat we bij het Ontwerpen altijd veel te abstract denken en een aantal stappen terug moeten doen om de realiteit weer te bereiken. Thoht wordt altijd weer teruggefloten door Ma’at.

Taleb: “We have the illusion that the world functions thanks to programmed design, university research, and bureaucratic funding, but there is compelling — very compelling — evidence to show that this is an illusion.  Technology is the result of antifragility, exploited by risk-takers in the form of tinkering and trial and error.  Engineers and tinkerers develop things while history books are written by academics; we will have to refine historical interpretations of growth, innovation, and many such things. … The error of naive rationalism leads to overestimating the role and necessity of … academic knowledge, in human affairs — and degrading the uncodifiable, more complex, intuitive, or experience-based type”.

Het Spel van de “Emergence” (Mythic <-> Social) laat het gebeuren. Er  wordt niet gehandeld. Soms worden ideeen gewaardeerd (“brainstorm”) maar de grote vraag is of die ideeen echte ideeen zijn. In het algemeen zijn ideeen waarnemingen.

Andersom is het altijd goed inzicht te hebben in de waarde die mensen toekennen aan een proces of een calamiteit die het gevolg is van een gebeurtenis (Black Swan, Dragon King). In het laatste geval is er sprake van een hype en dient te worden opgelet dat de “fictieve” waarde niet te hoog wordt ingeschat.

Een Ecologie is een Autonoom (Natuurlijk) Proces en geen Mensenspel. Mensen hebben weinig invloed in de Ecologie behalve dat ze net als de andere organismen gebruik kunnen maken van de Ecologie en hem daarmee ten gronde kunnen richten door alles op te maken.

(4) Er is een “nieuw” type “Path-of-Change” ontstaan, een Ecologie/Ecologie-sprong dat via Revolutie (geel-sprong omhoog-blauw) en Herinner (Remember) van Blauw-sprong-omlaag-Rood loopt.

10. Menselijke uitdagingen

De mens (en zijn soortgenoten, de zoogdieren) heeft in zijn leven altijd te maken met existentiële levensproblemen.

Volgens Plutchik zijn dat er vier:

(1) Identiteit (herkennen, herhalen, accepteren, afstoten, isolatie, deelnemer, samenwerken): Als je niet kunt ontdekken wat hetzelfde is kun je nooit iets herhalen. Een persistente identiteit met bijbehorende kenmerken is een eerste vereiste om te kunnen samenwerken.

(2) Hiërarchie (aanvallen, ontsnappen): Hoe hoger hoe machtiger. Om te kunnen overleven moet het duidelijk zijn wanneer je moet vluchten en wanneer de kans groot is dat je wint.

(3) Tijdelijkheid (voortbestaan, reproductie, overdracht van kennis & ervaring (= inzicht), verschil, samenkomen, vertrekken, leven en dood, vieren, spel): Als er voor alles een einde is moet het mogelijk zijn om te reproduceren zowel lichamelijk als qua cultuur. Het slagen van een reproductie is een moment waarop men viert. Het einde van een existentie is een moment van droefenis. Reproductie herhaalt hetzelfde maar niet helemaal hetzelfde. Er is sprake van een afwijking of van verschil.

(4) Territorium (exploratie, oriëntatie, beschermen, grenzen, voorspelbaarheid, hulpbronnen, overschotten, markten): Een territorium is nodig om rust te hebben om hulpbronnen op te bouwen en te bewaken. Een territorium moet een duidelijke grens hebben en de overschotten en tekorten van een territorium moeten kunnen worden bewaard en verhandeld.

9. Menselijke verhoudingen

Deze problemen kunnen worden afgebeeld naar de vier relationele elementaire sociale relaties van Alan Fiske:

(1) Identiteit->Cummunal Sharing, groen,

(2) Hierarchie->Authority Ranking, blauw,

(3) Tijdelijkheid -> Equality Matching, geel en

(4) Territorium ->Market Pricing, rood.

De sociale relaties kunnen ook worden afgebeeld naar de vier wereldbeelden van PoC.

Die vier relaties van Fiske zijn vooraf gegaan door de agonistische en hedonistische samenleving, waarbij de eerste was gebaseerd op hiërarchie en conflict (territorium, oversprong-gedrag, mannelijk) en de ander op spel/cultuur (tijdelijkheid, vriendschap, vrouwelijk) en samenwerking (identiteit).

11. Menselijke Emoties

Plutchik is vooral bekend geworden door zijn 3D-model van de menselijke emoties. Het model bestaat uit vier primaire emoties met hun tegendeel:

(1) Vertrouwen vs Afkeer, groen,

(2) Angst vs Woede, blauw,

(3) Verrassing vs Waakzaamheid, geel en

(4) Vreugde vs Droefheid, rood.

In het plaatje wordt de intensiteit weergegeven.

Het model van Plutchik is afbeeldbaar op PoC en alle andere modellen die de revue hebben gepasseerd in deze blog. Het model is op vele manieren uitgetest en wordt bijvoorbeeld gebruikt bij het ontwerpen van robots.

12. De Menselijk Maat

Volgens de meettheorie is meten het maken van een afbeelding (f) van de buitenwereld (de meting, waarnemen),  het waarderen van de meting en het plaatsen van de afbeelding in een abstracte relationele wiskundige wereld (het netwerk-model, groen).

De wijze van afbeelden (de analyse, de methode, de functie f) mag geen invloed uitoefenen op het eindresultaat anders wordt het model veranderd (“bias”). Deze invloed, vertaalt in specifieke eisen wordt een schaal genoemd.

Alan Fiske ontdekte dat zijn theorie over de menselijke verhoudingen (zie Hfdst. 9) ook van toepassing is op de verhoudingen tussen de meetschalen. Mensen nemen naast objecten ook menselijke verhoudingen (een ratio) waar.

De vier schalen zijn ontstaan door “symmetry-braking“. Iedere volgende schaal beperkt de vrijheid van handelen op een formele manier.

In Communal Sharing is iedere combinatie van identiteiten toegestaan, terwijl Authority Ranking een bepaalde volgorde van deze entiteiten tolereert. Daarna wordt het verschil van de entiteiten (in de zin van afstand) toegestaan en als laatste mogen de verschillen alleen nog meer een eenheid zijn (meetlat).

De Ratio Schaal (Market Pricing) is vergelijkbaar met de Euclidische Geometrie, een ruimte waarin evenwijdige lijnen elkaar niet snijden. Het is de ruimte waarin we denken te leven als we dicht bij huis blijven. In werkelijkheid, als we vanuit de ruimte naar de aarde kijken zien we dat we op een bol leven en snijden de evenwijdige lijnen elkaar weer wel.

De meest vrije geometrie is de Projectieve Geometrie, die verbonden is met Communal Sharing en de Nominale Schaal. In dit geval bestaat de werkelijkheid alleen maar uit kruisende lijnen (een netwerk), waarbij een punt een kruispunt van twee lijnen is (in de N=2 dimensionale ruimte), een lijn een verbinding van twee punten en de onderliggende werkelijkheid een bol (of een anti-bol, een zadelvlak) is.

De symmetrie tussen punt en lijn wordt dualiteit genoemd en is een algemene eigenschap in alle projectieve ruimtes.

De gekromde ruimte is de ruimte van de relativiteitstheorie van Einstein, waarin er geen vast punt is en alles relatief ten opzichte van elkaar beweegt. Alles draait om alles. Communal Sharing is Agile en is de anti-these van Market Pricing.

De Ratio Schaal en de Euclidische Geometrie hebben vrijwel geen mogelijkheid om te transformeren. Ze zitten vast in hun eigen structuur. De werkelijkheid is lineair en de enige toegestane transformatie is vermenigvuldigen.

Market Pricing, de meest gebruikte sociale relatie op aarde, is daarom de meest rigide (anti-agile) en egoistische organisatievorm die er bestaat.

De Nominale Schaal (Communal Sharing (CS)) is een opsomming (bijv. de Politieke Voorkeur van Mensen).

De onderdelen van de schaal (de voorkeuren) kunnen in iedere willekeurige volgorde worden getoond (permutatie).

De deelnemers van een CS zijn voor elkaar inzetbaar en inhoudelijk vervangbaar (“functional redundant”).

Een CS is agile (flexibel) omdat iedere structuur via andere combinaties mogelijk is. CS is de basisvorm van de community.

Wiskundig staat de nominale schaal voor het behoud van de identiteit ( s1=s2 ⇔ f(s1) = f(s2), de permutatie groep).

In de Ordinale Schaal (Authority Ranking (AR)) zijn de onderdelen geordend  (bijv. kledingmaten).

De basis-relatie is baas-ondergeschikte. Deze relatie is complementair. De baas speelt zijn rol maar de onderschikte ook.

AR is fragiel omdat de rangorde ook een uniek pad van escalatie bepaalt. Je hebt aan een zet voldoende om de rest van de keten te raken. De ramp is voorgebakken in de ordening en kan door een kleine trigger in gang worden gezet (domino).

Wiskundig staat de ordinale schaal voor het behoud van orde (( s1< s2 ⇔ f(s1) < f(s2)). Deze orde wordt beschreven door monotoon stijgende functies.

De Interval Schaal (Equality Matching (EM), vriendschap) gaat over de verschillen tussen de waarden in de Ordinale schaal.

Voorbeelden zijn de temperatuur-schalen van Celcius en Fahrenheit die geen “echte” nul hebben omdat de verschillen ook negatief kunnen zijn (onder nul).

Bij EM streeft men naar evenwicht door verschillen te beperken (balans, reciprociteit). Iedere deelnemer levert een gelijkwaardige bijdrage. Er moet een evenwicht zijn tussen geven en nemen. EM is veerkrachtig.

Wiskundig gaat het hier om het behoud van verschil (s1 − s2 = s3 − s4 ⇔ f(s1) − f(s2) = f(s3) − f(s4)). Dit behoud wordt vertaald in de lineaire functie (f(x)= ax+b, a>0), vermenigvuldigen en optellen.

In de Ratio schaal (Market Pricing (MP)) zijn de verschillen altijd gestandaardiseerd op één waardoor de getallen in de schaal als Eenheid (meter, kilogram, sec,…) worden gebruikt en de waarde nul de laagste waarde is (Kelvin).

In MP is de relatie gebaseerd op een transactie waarin de partijen gelijkwaardige objecten ruilen. De prijs van het object is meestal gebaseerd op geld.

Relaties worden door middel van de transactie afgewikkeld en van te voren door een contract gedefinieerd. Ze zijn meestal kortstondig van aard.

MP is Anti-Agile. Ze is gemaakt om niet te veranderen (gestandaardiseerd).

Wiskundig gaat het om het behoud van ratio/verhouding: s1/s2 = s3/s4 ⇔ f(s1)/f(s2) = f(s3)/ f(s4). De functie f moet daartoe de vorm f(x)=ax aannemen.

13. Opnieuw Over Anti-Fragility

Er is veel reden om aan te nemen dat wat in Panarchy Revolt (Geel-sprong-vertraag-Blauw) wordt genoemd door Nassim Taleb Anti-Fragility (AF) wordt genoemd.

AF is de kunst om een enorme gefrustreerde diversiteit (mythic, geel) op een gezamenlijk doel (unitary, blauw) te richten. Dit gebeurt bij revoluties waarbij de gefrustreerde achtergestelde volksmassa (groen) de positie van de machthebbers (blauw) willen veroveren.

AF veroorzaakt een overgang tussen twee (eco-)systemen waarbij er een nieuwe hogere orde ontstaat.

De nieuwe orde heeft een lager ritme (trager) omdat ze de flexibiliteit van de lagere orde kwijt is geraakt en een grotere reikwijdte heeft.

Door de revolutie is de bureaucratie van de oude structuren opgevuld met de deelnemers die buiten de orde stonden. In wezen verandert er weinig (de ijzeren wet van de oligarchie).

De nieuwe orde heeft een ander concept gevonden voor de diversiteit die onder druk staat. Voorbeeld is de overgang van het eencellige naar het meercellige organisme dat in haar eencellige staat  tegen de stroom in moest gaan om voedsel te verzamelen en nu gewoon wacht tot de bruikbare hulpbronnen langskomen.

Zolang het nieuwe plan, model  alleen maar in de geest aanwezig is is het model schaal-onafhankelijk (“een visie of een filosofie”).

Zodra men het ontwerp gaat maken (Blauw/rood/-> maken) zal men terug moeten vallen op wat er is of nog veel moeten ontwerpen en bouwen (de “utopie”) om de complete ecologie vorm te geven.

Anti-fragility ontstaat als de onbalans in een Equality Matching-structuur (veerkracht) te groot wordt en de structuur weer naar zijn evenwicht wil terugspringen.

In zo’n geval zijn er drie mogelijkheden (1) de onderdelen gaan terug naar de oorspronkelijke AR (blauw) en worden opnieuw geordend (contra-revolutie) (2) de onderdelen gaan MP (standaardisatie, rood) doen en worden vertaald in (een aantal) eenheden of (3) ze verlaten de huidige ecologie en gaan naar een “hoger” liggende ecologie waar ze ook in een nieuwe AR terecht komen.

Het plaatje laat zien dat Veerkracht (Anti-Fragile) en Fragiel een categorie vormen en dat Agile en Anti-Agile een categorie vormen.Hierbij moet je je afvragen of Anti-Fragiel en Veerkracht niet hetzelfde zijn.

De eerste categorie (Fragiel, Anti-Fragiel) zijn een Vorm waarbij Fragiel een fysieke vorm is (een glas, materie, vast, “aarde”) en Anti-Fragiel een Idee (“lucht”, film, software, media).

Agile en Anti-Agile zijn Samenwerkingsvormen die een proces besturen. In het eerste geval (Anti-Agile) is het proces (een stroomlijn) gefixeerd (standaard, aarde/ijs). Het tweede geval (Agile) is heel flexibel (“water”). Alle paden van de bron stromen naar de zee.

14. Nassim Taleb over de Anti-Fragile Mens

In het boek Anti-Fragility staan een groot aantal “heuristieken”.

Een paar voorbeelden:

Be less dependent on external material objects

First remove the downside before you add more things to your life to make it better: Ruim eerst je troep op voordat je aan iets nieuws begint.

Seek out novelty: Try as many things as you can and keep your risk low: Dit is vergelijkbaar met de Bijbelse Spreuk “Onderzoekt alles en behoudt het goede”.

Many Small Risks can give a Big Win; Dit is de z.g. Barbell Strategy.

Get comfortable being uncomfortable:  Stop trying to be a Machine: Comfort is Not the Human Ideal:  Laat je nooit door anderen programmeren met redenen die een risicoloos bestaan garanderen. Uiteindelijk gaat er altijd iets mis of in de buitenwereld of in de binnenwereld en zul je moeten reageren. Als je daarin niet hebt geoefend ben je een willig slachtoffer.

Maintain your mobility;  Zorg  ervoor dat je altijd in beweging blijft en dus niet om wat voor reden ergens vast komt te zitten. Als je niet op tijd kunt vertrekken kun je getroffen worden door een ramp.

If you have more than one Reason to do something, Don’t Do it:  Dit heeft te maken met twijfel, motivatie en vooral ook onduidelijkheid (“elevator pitch”). Als er meerdere redenen zijn zijn er ook meerdere acties die nu nog door elkaar heen zitten.

Stop pretending you know so much about your future and structure yourself to take advantage of opportunities in the future. More Options, Less Plan: De toekomst is niet voorspelbaar dus plannen (voorspelbare acties) gaan altijd ergens mis. Als je dan geen alternatieve paden hebt zit je vast.

Evolution does not need narratives. Taking action now is the best thing to doDe natuur verzint niets. De natuur gebeurt. Er is niets op tegen om zomaar wat te doen en is te kijken wat de uitkomst is. Uitvindingen worden niet bedacht ze zijn vaak een gevolg van een fout of een andere kijk op hetzelfde.

Nimium boni est, cui nihil est mali:  The good is mostly in the absence of the bad: The quickest way to riches is to avoid becoming poor. The most effective way to health is to purge the unhealthy. The easiest way to be happy is to remove unhappiness. The fastest way to wisdom is to not be stupid: Het slechte en het goede hebben hun eigen domein. Ingewikkelde problemen moet je niet oplossen maar ze vermijden.

15. De Anti-Fragile Stad

Met behulp van PoC kunnen meerdere lagen van een Ecologie tegelijkertijd worden gemodelleerd. Bovenstaand plaatje toont een model van de Stad in vier lagen (Openbare Ruimte, Sociale Netwerken (verdeeld in Sub-netwerken), Bedrijfsleven (Waarde-ketens/cycli) en Bestuur. Iedere laag bestaat uit vier stappen waardoor er 16 (4×4) knooppunten zijn.

In bovenstaand plaatje wordt de Anti-Fragiele Stad getoond. Het Bestuur van de Stad is het resultaat van een groei-proces (zie Hfdst. 8) dat ontstaat vanuit het waarderen van de bedrijvigheid door het Sociale Netwerk. Het Bestuur van de Stad stuurt de Innovatie via de Creatieve Sector.

16. De Anti-Fragile Mens

Bovenstaand plaatje is een PoC-afbeelding van het MBTI (Myergs Briggs)-model van de Menselijke Persoonlijkheid. MBTI is een interpretatie van de archetypen van Jung die zijn samengevat in het Quaternio.

Het model bestaat uit drie delen:

(1) Observator: Observator-In-de-wereld= Judging vs Observator-Boven-de-wereld = Perceiving.

De observator is een hogere (of lagere) (fractale) vorm van de Quaternio.

(2) Rotatie: Extravert (Met-de-klok-mee-draaien) vs Introvert (Tegen-de-klok-draaien) en

(3) Een 2-combinatie zonder herhaling van de vier “organen”

(a) Thinking (T, Unity, Denken, Blauw),

(b) Sensing (S, Sensory, Waarnemen/Actie, Rood),

(c) Feeling (F, Social, Emoties, Groen) en

(d) Intuiting (N, Mythic, Verbeelding, Geel).

Je bent Anti-Fragiel als je met de Verbeelding (Inzicht, N) een Sprong maakt naar een Ordening (Thinking, T) die boven de Mens uitstijgt (in het domein van de Observator). Hierbij heb je de keuze om in de Lucht te springen (omdat er niets kan worden gemaakt) of om aan te sluiten met wat nu is. Hierbij moet je vaak weer een paar lagen terug gaan om de aansluiting te vinden.

De kortste weg tussen Waarnemen en Anti-Fragiel is om zowel de Emoties (waarderen) als het Denken (waarheid) te negeren. Het gaat hier om “zien” met de verbeelding (“het derde oog”, inzien).

17. Over de Magier

Thoth and the Human represented by the Ape. The Ape uses the Eye of Horus (the third Eye) to look at Thoth

Het derde oog doet me erg veel denken aan de  Magier (Thoht) die de Veerkracht van  de Creativiteit (Equality Matching, het Verschil, de Creatieve Spanning, de Levenskracht) gebruikt om het Universum een stap verder te brengen waarbij Ma’at er voor zorgt dat die stap een haalbaar stapje is.

Mijn favoriete tovenaar is Don Juan een magier uit de Toltec-traditie die in de boeken van Carlos Castaneda zijn leerling, Carlos, leert om van de Tonal (het bekende, het talige) naar de Nagual (“het onbekende”, de anti-fragiele wereld) te springen. De Nagual is een hoger dimensionaal gebied waar de tovenaar kan toveren wat hij wil.

Hierbij is het opvallend dat veel van de aanbevelingen van Nassim Taleb in de boeken van Carlos Casteneda terug te vinden zijn wanneer Don Juan Carlos uitlegt hoe hij een impeccable  “warrior” kan worden:

The attributes of a warrior are ruthless, cunning, patience and sweetness. The fifth element is not a personal one: timing. With those tools he faces every day life. Ruthless is not cruelty but a lack of self pity. Patience is waiting without rushing. Cunning is to distract the mind from the real issue, so it won’t interfere with the process. Sweetness is simply being nice. Timing is the ability of the warrior to use those four qualities at the right time. The warrior aims to be impeccable in whatever he does, but never takes himself and his actions too seriously, considering them as controlled folly. He acts with sustained effort and unbending intent in order to raise his level of energy.

A warrior lives by acting, not by thinking about acting, nor by thinking about what he will think when he has finished acting.

LINK

Een hele uitgebreide Engelse samenvatting van het boek Anti-Fragility

Waarom Neurale Netwerken op het Universum lijken

Een lange lijst van vierluiken

About Anti-Fragility (in English)

Over Magie

Over Alchemie

Over de Evolutie van de Schoonheid

Over Ma’at

Over Synchronisatie

Over Don Juan & Tales of Power

Samenvatting boeken Castaneda

About Alchemy and Logic

Thursday, April 28th, 2016

 

Rebis, Res Bina, Double Matter

Res Bina (REBIS), Double Matter

This blog is about Logic, Alchemy and the relationship between Logic and Alchemy.

Classic Logic is based on the Square of Opposition of Aristotle. This square was discussed for more than 2000 years. Recently scientists detected that the Square is really a Cube. It misses an extra dimension.

The Square describes  the six oppositions (“dual combinations”) of possibility (“some”, Particular Affirmative), necessity (“all”, Universal Affirmative), not-possibility (“not some”, Particular Negative) and not-necessity (“not all”, Universal Negative).

Geometric Logic is a part of Modal Logic which is a part of Logic.

In Geometric Logic the Linguistic Representations of Logic are mapped to the Graphical Representations of Geometry.

Modal Logic works with the notion that propositions can be mapped to sets of possible worlds.

The idea of possible worlds is attributed to the famous mathematician Gottfried Leibniz (1646-1716), who spoke of possible worlds as ideas in the mind of God and argued that our actually created world must be the best of all possible worlds. Possible worlds play an important role in the explanation of Quantum Mechanics.

Alchemy is based on the Square of the Four Elements. The Four Elements are oppositions. The oppositions of Alchemy are related to the oppositions of the Square of Opposition of Aristotle in an orthogonal model. They form an arc of 90 degrees, which makes Alchemy the complex part (imaginary) of Logic.

In his work De Arte Combinatoria Leibniz developed a general theory of science that was based on a fusion between Alchemy and Logic.

The four Elements of Leibniz

The Square of Leibniz

In this blog I will explain Alchemy and Logic and show that Alchemy and Geometric Logic share the same geometry, the Hexagon (the Seal of Solomon), which is a 2D-mapping of the Cube of Space of the Sefer Yetsirah.

Leibniz calculating machine

Drawing of Leibniz’s calculating machine, featured as a folding plate in Miscellanea Berolensia ad incrementum scientiarum (1710), the volume in which he first describes his invention.

About Alchemy

When thou hast made the quadrangle round, 
Then is all the secret found. 
George Ripley (d. 1490).

One of the most complicated ancient architectures is the architecture behind Alchemy. The architecture of Alchemy is full of strange concepts and allegories.

Alchemy comes from the Arabic al-khemia meaning the Black Soil of Egypt (or the ((Egyptian) Black Art). Alchemy is the art of transformation.

Alchemy is an ancient science that was practiced all over the world. The most famous teacher was called Hermes Trismegistus in Greece and Thoth in Egypt. The old science of Hermes came back in the Renaissance.

The essence of Alchemy is called REBIS (Res Bina), Double Matter. REBIS is the end product of the alchemical magnum opus or Great Work. It is the Fusion of Spirit and Matter (the Body). Spirit is the Creative Part of the Human.

Double matter is sometimes described as the divine hermaphrodite, a being of both male and female qualities as indicated by the two heads within a single body.

The Great Work is the chemical and personal quest to create Double Matter, the Philosopher’s Stone, Spirit in Matter.

The Stone is the agent of chemical transmutation, and the key ingredient in the creation of the elixir of life, said to heal all diseases, induce longevity and even immortality.

In current Physics  transmutation is proved at room temperature in a proces called Cold Fusion.

In Physics one explanation for the fusion between Quantum Mechanics and Gravity is called the Wheeler Feynman Absorber Theory. In this theory the Future causes the Past and vice-versa. We are always in the Now, the Middle between Past & Future.

The Future and the Past are created by the Intention of the Observer, we call Measurement.

The Philosopher Stone

The Philosopher Stone

The aim of the Great Work is a fusion with the One (the Blazing Star, Saturn, Point) that is divided in the Two (Sun & Moon, Male & Female, Line) and the Four Planets (Square), the 12 (4×4-4) Constellations or more structures based on a power of a power (of a power….)  of 2. The Great Work moves from 2**N, …., Sixteen to Four to Two to One (or from one to two to four) in a Spiraling Spiral Motion.

The Spiraling Spiral in Chartres Cathedral

The Spiraling Spiral in Chartres Cathedral

The One, to which the elements must be reduced, is a little circle in the center of the squared figure (the cross). The cross is the mediator, making peace between the opposition of the planets.

The Spiral of the Great Work

The Spiral of the Great Work

The winged dragon represents First Matter (Quintessence, The Fifth Element) and suggests ascension, a merging of matter (body) and spirit (Creativity). Creativity (Enthusiasm, Spirit, Inspiration, Imagination) is the engine behind the Spiral Wheel.

The First Matter is the primordial chaos comparable to what we now call the vacuum, the state of lowest energy. This state contains all possibilities.

It can be looked on as an unorganized state of energy  that is the same for all substances and exists in an invisible state between energy and matter.

The First Matter is the One, the Point in the Middle of the Circle. In current physics a point is called a singularity or a black hole.

Alchemy is about Recombination

Alchemy is about re-combination summarized in the Latin expression Solve (break down in separate elementset Coagula (coming back together (coagulating) in a new, higher form).

Solve and Coagula

Solvite Corpora et Coagulata Spiritus (“dissolve the body and coagulate the spirit”).

Earth (Body) becomes Water (Spirit) by dissolving it in some solvent. Water becomes Air (a moist vapor) by boiling, which further heating turns into Fire (a dry vapor).

Finally Fire becomes Earth by allowing the vapors to condense on a solid material (a stone).

The circulation may repeat if it is done in a reflux condenser, such as the Pelican or kerotakis.

The Pelican is the Symbol of the Heart Chakra the connector between the Upper- and the Lower Triangle of the Body.

Kerotakis

Destillation

According to the early alchemists, the four elements—fire, water, air, and earth—come into existence via the combination of specific qualities, recognized as hot, cold, wet, and dry, being impressed on to the Prime Matter. For example, when hot and dry are impressed on the Prime Matter, we have fire.

(Hot and Cold) and (Wet and Dry) are oppositions. Their fusion is the empty set.

(Hot or Cold) and (Wet or Dry) can be combined -> (Hot, Wet), (Hot, Dry), etc.

The Cold allows substances to get together. The Hot is the power of separation.

Wet things tend to be Flexible (Fluent, Movement, Self, Not-Agency) whereas Dry things are fixed and structured (Agency, Resistance, not-Movement).

When the qualities are changed, the elements themselves are changed. Adding Water to Fire substituting wet for dry; hot and dry becomes hot and wet: steam, or Air.

As you can see in de picture below Hot & Cold and Wet and Dry are Binary Opposites (“lines”) that are voided by the central cross, the point of the Empty Set, The Void (A and not-A -> Empty).

Hot & Dry = Fire, Hot & Wet = Air, Cold & Wet = Water and Cold & Dry = Earth.

There are four types of Trinities the Passion-trinity (Dry, Wet, Warm), the Structure-trinity (Dry, Wet, Cold), the Resistance-trinity  (Warm, Cold, Dry) and the Movement-trinity (Warm, Cold, Wet).

The Square rotates. The wheel of the Square is driven by the four qualities. Wet on the rising side, Hot on the top, Dry on the descending side, and Cold on the bottom.

The start is powerless (Cold). By becoming more flexible (Wet) success and power comes (Heat).  At the top Rigidity (Dry) undermines the system and it falls back to a powerless state.

The Four Triangles

The Four Elements arise out of the Quintessence, The Fifth Element, The Symbol of The Heart Chakra, the Seal of Solomon

The four Elements all share the Triangle of the Holy Trinity. Every Trinity is seen from another perspective.

The two triangels, The Up-triangel and the Down-Triangel, are Opposites that are created out of two triangels that contain two Opposites that are fused. Humans are opposites in opposition.

Humans are FourFold

Humans are part of the Bilateria,  animals with bilateral symmetry.

Humans can be described as a fusion of two mirrored bilateral triangles, the Up-triangel related to the Top of the Body (Mind) and the Bottom-triangel of the lower Body both connected by the Heart. The two triangels and the separate triangels have to be balanced.

The principle of Balancing the two Triangles of Top & Bottom of the Body is represented by the Egyptian Goddess Ma’at who weights the Heart (the connector of Up and Down) of the Dead with her Feather (Nothing).

The Balance of Ma'at

The Balance of Ma'at

As you can see the Square of the Cycle of the Four Elements is visible in the picture below. The total picture shows a Hexagram with a Center (The Cross).

The points that are missing in the Square are the top- and the bottom of the two triangels which are the Whole (Up, Heaven) and the not-Whole, Emptiness, the Bottom (Hell).

The Seal of Solomon

The Seal of Solomon

A hexagon is a 2D-projection of a Cube.

The hexagon of Solomon can be transformed into the Cube of Space of the Sefer Yetsirah.

Cube of Space

Cube of Space

The Cube of Space can be transformed into the Tree of Life. The Tree of Life also called the tree of knowledge or world tree  connects heaven and underworld and all forms of creation and is portrayed in various religions and philosophies all over the world.

The Spiral of Alchemy is about the Chemical Transformation of the Body by the Conceptual Transformation of the Mind.

The Tree of Life shows the levels/scales (three) and possible paths of the Opus Magnum, the alchemical journey.

About Truths for a Fact and Truths for a Reason

People have always believed in the fundamental character of binary oppositions like Hot & Cold and Wet & Dry are used in Alchemy.

In this part we move to the Field of Logic. In this case Hot/Cold and Wet/Dry transform into Necessary /Not-Necessary and Possible/not-Possible.

Chemical Wedding (Union of Opposites)

Chemical Wedding (Marriage of Opposites)

Oppositions can be divided in:

  1. Digital oppositions, contradictories, contain mutually exclusive terms (Gender (Male/Female)).
  2. Analogue oppositions, antonyms  or contraries: contain terms that are ordered on the same dimension (Temperature (Minimum->Cold/maximum->Hot)).
Square of Opposition

Square of Opposition

The doctrine of the square of opposition originated with Aristotle in the fourth century BC and has occurred in logic texts ever since.

The logical square is the result of two questions: Can two things be false together? Can two things be true together?

This gives 4 possibilities: no-no: contradiction (A/O, E/I); no-yes: subcontrariety (I/O); yes-no: contrariety (A/E); yes-yes: subalternation (A/I, E/O) better known as implication (A->B).

The four corners of the square represent the four basic forms of propositions recognized in classical logic:

  1. A propositions, or universal affirmatives take the form: All S are P.
  2. E propositions, or universal negations take the form: No S are P.
  3. I propositions, or particular affirmatives take the form: Some S are P.
  4. O propositions, or particular negations take the form: Some S are not P.

The square of opposition was debated for many reasons for more than two thousand years.

One of the discussions is about the difference between possible and necessary. In the so called Master Argument Diodorus proved that the future is as certain and defined as the past. The essence of logic (necessaty) implies the non-existence of freedom (possibility). X is possible if and only if X is necessary.

The term ‘possible’, in Aristotle’s view, is ambiguous. It has two senses known as one-sided possibility and two-sided possibility (or contingency). Being two-sided possible means being neither impossible nor necessary, and being one-sided possible simply means being not impossible.

Leibniz distinguished between necessary Truths for a Reason, which are true for a reason—i.e, their opposite is a contradiction—and contingent truths, (Truth for a Fact) such as the fact that the president of France is François Hollande. A contingent truth cannot be proved logically or mathematically; it is accidental, or historical (based on facts (events)).

About Geometric Logic and n-dimensional “Squares” of Opposition 

Modal Logic is about the fusion of necessity and possibility, contingency.

Logical Hexagon

Logical Hexagon

In Modal Logic the propositions are modelled in a logical hexagon where:

  1. A is interpreted as necessity: the two propositions must be either simultaneously true or simultaneously false. A is a Proof or Law.
  2. E is interpreted as impossibility. E is an Observation that contradicts the Proof of A.
  3. I is interpreted as possibility:  the truth of the propositions depends on the system of logic being considered . I is an Idea implied by the Proof that Contradicts E.
  4. is interpreted as ‘not necessarily’. O contradicts A.
  5. U is interpreted as non-contingency: neither logically necessary nor logically impossible, its truth or falsity can be established only by sensory observation.
  6. is interpreted as contingency: propositions that are neither true under every possible valuation (i.e. tautologies) nor false under every possible valuation (i.e. contradictions). Their truth depends on the truth of the facts that are part of the proposition. Y is a possible proven theory.

The Logical Hexagon has the same geometry as the Seal of Solomon. It contains the Square of Opposition (A,E,I,O).

The Logical Hexagon can be transformed just like the Seal of Solomon to the Cube of Space now called The Cube of Opposition.

The Logical Hexagon is used in many fields of Sciences like Musical Theory or Scientific Discovery.

The Hexagon of Opposition based on Musical Theory

The Hexagon of Opposition is used in Musical Theory

Every opposite can be defined by a string of zero’s and one’s like 1010. An opposite is 0101. This means that there are 2**4/2 = 4×4/2= 16 / 2 = 8 possible opposites. This is called the Octagon of Opposites.

The Octagon contains six reachable and two unreachable points in the Center (0000, 1111), the Empty Set (the Void, the Hole, Contradiction) or its Opposite (The Whole, Tautology).

Logical Geometry

Logical Geometry

The rhombic dodecahedron RDH with the standard bitstring decoration

Octagon of Opposition

It is clear that it must be possible to create higher dimensional models based on n-based-logics.

When n becomes very big the geometry will tend to a n-Dim circle in which every point is in opposition to the point at the other side.

The big problem with n-based logics is language. We don’t have the names to articulate the many grades of opposition that are possible.

The other problem is that a negation is not a symmetric operation (A = not-not-A) but a rotation with an angle 360/n.

The n-opposite-geometries are highly related to Simple Non-Abelian Groups (SNAGs). They play an important role in biology.

The last step is to transform the static n-opposite geometries by making n very large (infinite) to a dynamic “opposition field”.

Related Models

In current Psychology Hot & Cold are called Communion and Moist & Dry, Agency. Together they create the so called Interpersonal Circumplex.

Interpersonal Circumplex

The four stages of Learning by Jean Piaget.

The mathematical model behind the theory of Piaget is called the Klein Four Group or Identity/Negation/Reciprocity/Correlation-model.

Piaget

INRC-model of Piaget

INRC-model of Piaget

In the Science of Ecology (Panarchy) Agency & Communion are called Connectedness and Potential. The Panarchy model looks like a Mobius Ring.

panarchy model

panarchy model

A model that describes the Four Perspectives on Security:

Quaternity

The Semiotic Square of Greimas:

Semiotic Square

Semiotic Square

The Chinese Sheng-Cycle: The Chinese Five Element Model is comparable to the Western Four Element model. It contains as a Fifth Element, the Whole-Part-relationship (Earth, Observer State). Emptiness (Nothing, the Tao) is represented by the recursive Pentangle inside.

The Sheng Cycle

Tetralemma (Ancient Indian Logic)

Tetralemma (Ancient Indian Logic)

The lesson

When thou hast made the quadrangle round, then is all the secret found“.

When You have moved once through the Cycle you have seen Everything there is to See. The only way to move out of the Cycle is to jump into the wHole in the Middle.

The secret: It is impossible to move though the center because the paths that go through the center are a contradiction or a tautology (I am what I am, JHWH).

We have to move with the Cycle (making the rectangle round (a circle)), around the Singularity (the Hole of the Whole), going Up and going Down all the time.

The only way to solve this problem is to join the opposites by accepting only one thruth-value, by:

  1. Accepting everything (Wu Wei),
  2. Denying everything (Stoics) or
  3. Diminishing the amount of dimensions (“becoming Simple”, “like Children”) by moving up in abstraction (Hot & Cold -> Temperature -> Everything is Energy) to the level of zero dimensions, a point, becoming One with the First Matter (Tao, Vacuum, The Kingdom).

“If we then become children, would we thus enter the kingdom?” Jesus said unto them, “When ye make the two one, and when you make the inside like unto the outside and the outside like unto the inside, and that which is above like unto that which is below, and when ye make the male and the female one and the same, so that the male no longer be male nor the female female; then will ye enter into the kingdom.” (Gospel of Thomas, Logion 22).

LINKS

About the History of Cycles (in Dutch)

About the Geometry of Negation

About the Logic of Music

About Wu Wei

About Modal Logic

About the Cube of Opposition

About Logical Geometry

About the Square of Religion

Semiotics for Beginners

About Holonomic Alchemy

About Paths of Change

About the Sheng Cycle

How to use the Square of Opposition as a Research Tool

About the Cube of Space of  Sefer Yetzirah

About Truth of Reason and Truth of Fact

Why Humans are Toolmakers

About Chemical Transformation (Cold Fusion)

About the Ars Generalis Ultima of Ramon Lull (1305)

About the Six Domains of  the Polynomic System of Value

About the Logic of Creation

About Leibniz Calculating Machine

About Zero Dimension 

Why Innovation is Re-Combination

How to Balance the Seal of Solomon

About Interpersonal Theory 

About Panarchy

About the Hexagon of Opposition

About n-based logics

About Flow-Systems

Anti-Fragility and the Square of Opposites

An Introduction to Hexagonal Geometry


Spelen met tussenschotten, lagen en stromen (in Dutch)

Friday, November 20th, 2015

Dit is een door mij geschreven hoofdstuk uit het boek De onvermijdelijke culturele revolutie /  |red. H. Konstapel, E. Vreedenburgh, G.J.P. Rijntjes, SMO 1998.

Dit artikel trekt lering uit de ervaringen die ik heb opgedaan met het besturen van softwarecomplexen.

Onder besturen versta ík dat er iemand is, die weloverwogen, op basis van kennis van zaken, sturing geeft aan een proces van ontwikkeling. Onder een softwarecomplex versta ik een grote hoeveelheid geautomatiseerde code die zeer complex is opgebouwd.

In het algemeen is dit het geval als software ouder wordt. Er is dan niemand meer, die bij het origineel betrokken is geweest en de documentatie is weg of verouderd.

Een andere complicerende factor is gekochte software, zoals WINDOWS. De nieuwe eigenaar heeft er geen idee van hoe deze software werkt. Op dit ogenblik zit al meer dan 95% van de software “onder de motorkap” in de PC.

De afhankelijkheid van deze software is bij veel gebruikers erg groot. We zijn de gevangenen geworden van de ons omringende software.

Met een beschrijving van mijn eigen ontwikkelingsgang, wil ik in vogelvlucht de ontwikkelingen in de automatisering en de besturing van automatiseringsprocessen tussen 1970 en nu in kaart brengen.

Er toont zich in die periode een exploderende diversiteit aan software en ondanks verwoede pogingen een steeds verder afnemende besturing door het individu. Op dit moment is er zelfs geen sprake meer van besturing van processen maar van autonome groei.

Vervolgens beschrijf ik gedrag van mensen in relatie tot complexe situaties en zal laten zien, dat we op dit punt niet sterk staan. Mensen zijn overlevingsmachines en geen analisten.

Daarna pak ik de evolutie-theorie op. Deze theorie lijkt bruikbaar om op termijn, nieuwe wijzen van besturen van de ontwikkeling van het softwarecomplexen te ontdekken.

Als laatste probeer ik alle vergaarde kennis te gebruiken om te laten zien hoe besturen mogelijk is door te spelen met tussenschotten, lagen en stromen.

Programmeren

Mijn eerste ervaringen met computers en computertalen deed ik op in de periode 1969 – 1980. In deze periode studeerde ik wiskunde in Leiden en deed mijn eerste werkervaring op als Operations Research Analist bij de Algemene Bank Nederland (ABN).

Deze eerste ontwikkelingsfase is te typeren met de term programmeren. Er werd veel aandacht geschonken aan het maken van programma’s en nog weinig aan ontwerpen of besturen. Dit was ook niet nodig, omdat er niet veel ontwikkelaars en programma’s waren.

Ik zag mijn eerste computer of beter een stukje van de computer, de kaartlezer, in 1969 in het Centraal Rekeninstituut van de Universiteit Leiden. Hij stond in de hal en mensen met dozen vol ponskaarten omringden hem. Het duurde een dag, voordat je zeker wist, dat alles wat je op die kaarten had ingetikt ook zonder tikfouten was. Dat betekende echter nog niet, dat het programma realiseerde wat je er van verwachtte.

Studenten Wiskunde werden getraind in ALGOL en Assembler. De laatste taal was een machinetaal gericht op computers van IBM. Assembler was het summum van onbegrijpelijkheid. Je verschoof steeds kleine stukjes data in binaire vorm van het ene geheugenplekje naar het andere plekje.

ALGOL, de moeder van alle computertalen, was bedacht om deze narigheid onzichtbaar te maken. Door een ander programma werd ALGOL omgezet in Assembler. Weer een ander programma zette Assembler om in nullen en enen (de machinecode).

Het laten werken van programma’s gaf een enorme kick. Na soms weken puzzelen en erg veel wachten op output deed hij het.

Naast de praktijk van het programmeren kregen we ook theorie over talen (Chomsky), machines (Turing) en programmeren (Dijkstra).

Langzamerhand werd duidelijk, dat we iets in handen hadden, dat de wereld zou veranderen. Het werd duidelijk dat met de computer of beter gezegd met de computertaal ideeën supersnel om te zetten zijn in acties.

Computertalen

De denkbeelden van Chomsky hebben grote invloed uitgeoefend op de computertalen. Door het combineren van woorden en patronen (de syntax) ontstaan oneindig veel mogelijkheden.

Het omgekeerde, het vinden van woorden en patronen in de resultaten, kreeg mijn aandacht. Was het mogelijk om hier een methode voor te bedenken?  Het vertalen van de ene naar de andere taal leek een kwestie van tijd te zijn. Maar tot op heden zijn we in beide gebieden nog aan het speuren naar de ultieme oplossingen.

Door veel te lezen over de geschiedenis van de filosofie (Störig, Russell) ontdekte ik, dat taal en vertalen de mens al eeuwen hebben beziggehouden.

In bijvoorbeeld de Culturele Antropologie (Levi-Strauss) wordt geprobeerd om de woorden en de patronen te vinden in culturen.

Chomsky en Turing hebben laten zien, dat er een groot verschil is tussen computertalen en mensentalen. Bij een computertaal is de betekenis (semantiek) eenduidig en kunnen woorden vertaald worden door ze stuk voor stuk te lezen en te interpreteren. Er bestaat geen twijfel over wat er moet gebeuren.

In een mensentaal moet je soms “heen-en-weer” in de tekst om de juiste betekenis te vinden. Er is hierbij sprake van contextgevoeligheid.

Ook is de plaats van een woord ten opzichte van een ander woord belangrijk voor de betekenis ervan. Bovendien kunnen dezelfde woorden verschillende betekenissen hebben.

Het verschil tussen computer- en mensentalen heeft een enorme invloed gehad op de automatisering. Steeds heeft men geprobeerd om de structuur van de computertaal aan de gebruiker op te dringen omdat dit niet lukte werd de automatisering/software steeds complexer.

De computer beschikt slechts over een beperkt aantal woorden en patronen. Hoe dichter je de computer nadert, met als minimale taal de machine code, hoe minder woorden en patronen er zijn.

De variatie in (output-)mogelijkheden neemt hierdoor toe.  Iedere ontwikkelaar van een nieuwe computertaal maakt, meestal impliciet, een keuze voor het makkelijk bereiken van een bepaald soort eindresultaat, met veel vaste woorden en patronen, of voor veel variatie in dit resultaat.

Technici houden van talen die dicht bij de computer staan. Eindgebruikers willen het omgekeerde: een taal die het meest lijkt op een mensentaal.

Zo zijn er in de loop der tijd steeds nieuwe talen ontstaan, die naast elkaar staan of op elkaar zijn gebaseerd. Zo wordt een taal soms via een laag van vertalers naar de computer gebracht. Dit vertalen kost allemaal tijd.

Hoe meer de taal kan hoe langer het duurt voordat het resultaat zichtbaar wordt. Door de steeds maar weer toenemende kracht van de computer valt het niet op dat er zeer veel werk wordt verstouwd.

Aan de ontwikkelde computertalen zijn generaties toegekend, die worden aangeduid met nummers (1e Generation Languages 1GL). De ontwikkeling van machinecode (1e generatie) via Assembler (2e generatie) naar Algol (3e generatie) lijkt te zijn geëindigd in de 4de generatie ( SQL).

Het ontwikkelen van de 5de generatie taal (Artificial Intelligence) is ondanks hoge investeringen tot op heden niet gelukt.

Computers werken niet exact

Het leukste vak tijdens mijn studie vond ik Numerieke Wiskunde. Complexe wiskundige structuren werden afgebroken in door de computer te gebruiken bouwstenen.

Zo is machtsverheffen niets anders dan een aantal keren vermenigvuldigen en zijn sinus en cosinus reeksontwikkelingen.

Veel mensen weten niet dat het meestal niet mogelijk is om een berekening exact door een computer te laten uitvoeren. Men probeert dan een benadering te vinden.

Het toepassen van benaderingen op benaderingen maakt, dat de afrondfout steeds groter wordt. Zoals gesteld zijn de meeste computergebruikers zijn zich hiervan niet bewust.De computer wordt gezien als het wonder van exactheid.

Het aan elkaar verbinden van een groot aantal benaderde berekeningen, zoals in een groot wiskundig model geeft uiteindelijk een onvoorspelbaar resultaat dat tussen grote marges van onzekerheid ligt.

De meeste onderzoekers kunnen deze marge niet tonen of willen hem niet tonen. Ze geven liever hun eindresultaat in de vorm van een getal met het liefst vele cijfers na de komma.

Leren

Als bijvak voor mijn doctoraal deed ik Onderwijskunde. Het meest interessante gedeelte was voor mij Leerpsychologie.

Gagné beschreef leren als een gradueel proces, waarbij lagere structuren, zoals stimulus en respons, zich opbouwden tot het summum van de “problem-solving”. De theorie van Gagné geeft een indeling, maar verklaart weinig.

Piaget (The psychologie of intelligence, 1986) ontwikkelde een theorie die gebaseerd is op “sprongsgewijs” leren.Mensen leren door gegevens en ervaringen op te slaan in bestaande mentale vormen (assimilatie) of door het herstructureren van deze structuren (accommodatie). Dit laatste gaat gepaard met allerlei vaak ook emotionele bijeffecten (ziekte, stress).

Accommodatie grijpt veel dieper in op de mens dan enkel op mentaal niveau. Het kan bijvoorbeeld het immuunsysteem aantasten. Deze bevindingen zag ik terug in mijn latere werkzaamheden als leidinggevende van een ontwikkelafdeling en als betrokkene bij grote veranderingsprojecten.

Echte problemen zijn onoplosbaar

Na mijn afstuderen in 1976 kwam ik in dienst van ABN op de afdeling Operations Research. Hier was men, dacht ik, bezig om “het grote exacte werk” te verrichten. De afdeling bestond uit econometristen en wiskundige ingenieurs.

Ik was, naast mijn baas de enige echte Drs. Wiskunde. Al snel ontdekte ik, dat echte automatiseringsproblemen onoplosbaar waren en je ergens moest gaan “sjoemelen” om met een oplossing te komen.

Een mooi voorbeeld is het optimaliseren van databasestructuren. Na het bestuderen van boeken en gesprekken met databaseontwerpers ontdekten we, dat er vele optimalisatie manieren waren, die ieder als dé manier werden bestempeld.

Een wiskundige analyse van het probleem liet zien, dat het vrijwel onmogelijk was om in redelijke tijd een oplossing te vinden voor het optimaliseren van database-structuren.

Hierbij kwam het probleem, dat een kleine verandering van de waarden (bijvoorbeeld het aantal banktransacties per dag) aanleiding gaf tot grote veranderingen in de oorspronkelijke structuur.

Toch bleken de database-ontwerpers niet te overtuigen van de in essentie onoplosbaarheid van deze automatiseringsproblemen. Net als bij andere existentiële vraagstukken bleek de het onoplosbare karakter ervan te leiden tot het aanhangen van een geloof.

APL en de druk om te verwezenlijken.

APL, “A Programming Language”, is een taal gemaakt voor wiskundigen. Oorspronkelijk was ze bedoeld als instrument om wiskunde onderwijs te geven. APL slaat alle gegevens op in matrices. Deze manier van opslaan is uitermate flexibel en liep ver vooruit op latere ontwikkelingen zoals de relationele database.

Met APL worden alle bewerkingen direct in het geheugen uitgevoerd. Men noemt dit een interpretor. Het directe werken met de hardware gaat ten koste van de uitvoeringssnelheid.

Talen, die in onderliggende talen worden vertaald bieden de mogelijkheid om te worden geoptimaliseerd. In het algemeen kan men dan kiezen voor optimalisatie van het ruimtegebruik of van de verwerkingssnelheid.

APL is de meest perfecte “direct link” tussen (wiskundige) hersenen en de computer. Na een langdurige inleerperiode was de programmeur in staat om de meest complexe problemen in een paar symbolen te vangen.

Er werd ook een sport van gemaakt om programma’s steeds compacter te maken. Na deze inkrimping van het aantal symbolen snapte niemand meer wat het programma beoogde, behalve de ontwikkelaar. Maar na enige tijd wist deze het ook niet meer. Pas na een langdurige studie kon de ene programmeur het onderhoud van de programma’s van een ander overnemen.

Er werd om dit probleem te voorkomen aangedrongen op het maken van documentatie in het programma of daar buiten. Door de programmeurs werd dit gezien als tijdverspilling.

Er bestond een enorme druk om steeds maar weer nieuwe ideeën te verwezenlijken. Een goede administratieve afwerking leverde geen punten op.

Na enige tijd werd ik betrokken bij het maken van delen van wiskundige modellen. Deze modellen hadden tot doel om de ontwikkeling van de rente te voorspellen op basis van tijdreeksen. Hiertoe werd een complete prognosefabriek gebouwd in APL, die met behulp van een modelgenerator (Box-Jenkins)* een grafische terminal van Tectronix* aanstuurde.

Per maand werd volautomatisch een doos met plotjes met grafieken afgeleverd en aangeboden aan de bedrijfseconomen. Het viel mij op, dat men geen aandacht schonk aan afrondfouten, die APL veroorzaakte.

Er werden door APL namelijk zeer complexe programma’s aan elkaar geknoopt. Daarnaast werd ook de statistische fout niet getoond. De klant kreeg prachtige grafieken en had een groot vertrouwen in de deskundigheid van statistici. Hoe complexer het model, hoe groter het geloof.

Bij de ontwikkeling van een Management Information System (MIS) kreeg ik steeds meer te maken met medewerkers van het computercentrum. In het MIS werden wiskundige modellen (in APL) en de administratie (in COBOL) samen gebracht.

Om de opslag te verbeteren werd gekozen voor het nieuwste van het nieuwste, een database-managementsysteem van IBM genaamd IMS.

De technici vertaalden deze term in Increasing MainStorage, omdat de software enorm veel geheugen kostte. In die tijd was het werkgeheugen van de computer een schaars goed. Programma’s werden vaak opnieuw gemaakt om zo slim mogelijk met geheugen om te springen. Deze optimalisatie is één van de belangrijkste oorzaken van het jaar 2000-probleem.

Het computercentrum zelf was een grote papierfabriek, waar lange lijsten werden afgedrukt en verstuurd naar de kantoren. Men besteedde veel tijd aan het omstandig aantonen, dat iets niet kon of dat de ander de schuld had van een fout.

Dit kwam, omdat men de werkwijze had opgesplitst in stappen en taken, die vaak langs elkaar heen werkten. Voordat er wat werd gemaakt moest er eerst worden opgeschreven wat er moest gebeuren. Dit laatste werd goedgekeurd door de gebruiker. Later werd de werking van de programma’s nog eens op papier beschreven. Als laatste werd er getest of de programma’s wel deden wat de bedoeling was.

In het algemeen was de gebruiker daarna niet tevreden met wat hij kreeg. Hij werd dan om zijn oren geslagen met de specificatie die hij had goedgekeurd en moest dan wel inbinden.

Het spel kostte veel meer tijd en mensen dan bij Operations Research. Veel later werd de aanpak bij Operations Research voorzien van de naam “Iteratief ontwikkelen”. In tegenstelling tot de werkwijze bij het computercentrum  houdt iteratief ontwikkelen in het samen met de gebruiker stapsgewijs ontwikkelen van software. Elke korte ontwikkelstap wordt pas afgesloten na overleg met de gebruiker.

Samenvatting

  • We kunnen gespecialiseerde talen naar machinetaal vertalen. Een machinetaal bestuurt een computer. Een machinetaal bevat heel weinig onderdelen en patronen. Hoe minder onderdelen en regels een taal bevat hoe meer mogelijkheden hij heeft. Gewone mensentaal voldoet niet aan de regels: zij is niet eenduidig en ze is contextgevoelig.
  • Het is mogelijk om een taal te beschrijven met behulp van een andere taal. Door iedere hogere laag geven we een richting aan het toepassingsgebied. We maken de taal rijker en daarmee de uitvoer meer voorspelbaar.
  • Een computer is niet in staat tot het exact uitrekenen van complexe wiskundige berekeningen. Er worden met behulp van numerieke wiskunde benaderingen geïntroduceerd, die een fout introduceren, die zichzelf versterkt als we berekeningen op berekeningen toepassen. Mensen weten dit niet of willen dit niet weten. Een computer staat voor hen voor exactheid.
  • Er bestaat een groot verlangen om ideeën om te zetten naar activiteit. Een computer is het middel om dit te doen. Het overzetten lukt het beste met abstracte ideeën, die wiskundig kunnen worden beschreven. Er is dan een één op één relatie tussen denken en doen. Niet-wiskundige menselijke intelligentie is (nog?) niet te vatten in een taal. Schijnbaar gaan we als we taallagen maken ergens over een grens heen, die het onmogelijk maakt om eenduidig te vertalen.
  • De problemen in de wereld laten zich in het algemeen niet vangen door een wiskundig model. Altijd moet er water in de wijn worden gedaan. Onoplosbare problemen leiden tot een groot geloof in de eigen oplossing.
  • Hoe complexer het model wordt hoe onbetrouwbaarder de uitkomsten zijn en hoe groter het geloof wordt van de klant. Als een wiskundige het heeft bedacht zal het wel kloppen.
  • De taal APL was ver vooruit op alle andere talen in zijn mogelijkheden. Het gemak, waarmee men een bepaald idee kan omzetten naar de werkelijkheid is bepalend voor de werkwijze. Mensen willen direct resultaat.
  • Per periode is er een dominant selectiecriterium dat bepaalt wat goed en fout is. In de eerste periode van automatisering is dat de schaarste aan werkgeheugen van de computer geweest.
  • Hoe meer mensen tussen de vrager naar informatie en de leverancier van deze informatie worden gezet hoe minder de resultaten aanslaan en hoe langer het ontwikkelproces duurt. Dit pleit ervoor om het “zelf te doen”.

Besturen

De hoeveelheid betrokken mensen en de omvang van de programmatuur namen in de loop der tijd toe. De afstand tussen de gebruiker en de ontwikkelaar werd groter en groter. De manager werd geroepen om orde op zaken te stellen.

De volgende fase in de geschiedenis gaat over besturen.

Het zal blijken, dat het zeer moeilijk is om de realisatie van ideeën werkelijk te beheersen.

De volgende opsomming van uiteenlopende observaties en onderzoeksresultaten hebben invloed gehad op mijn denken over en besturen van ontwikkelingsprojecten.

Planning & Beleid

In 1980 ben ik overgestapt van ABN naar de Centrale Directie van de PTT.

Hier werd ik tewerkgesteld als beleidsmedewerker bij de Centrale Afdeling Personeelsvoorziening en Loopbaanontwikkeling. De PTT was op dat moment bezig om zich op te splitsen in Geld (Giro), Post en Telecom.

De centrale afdeling was bezig met zijn “doodstrijd”. Deze strijd heeft jaren geduurd.

Om de stap van Operations Research Analist naar Beleidsmedewerker te kunnen maken volgde ik de postdoctoraal opleiding Planning en Beleid in Utrecht.

Het was de allereerste keer, dat ik theoretisch te maken kreeg met het besturen van complexe processen. Ten opzichte van Operations Research richtte ik mij nu op de mens en niet op het model.

In de opleiding liet men zien, dat het vak Planning en Beleid in een diepe crisis verkeerde. Dit was de crisis van het afbrokkelende geloof in de “maakbare samenleving”.

De bekendste onderzoeker uit die tijd was Simon, die samen met Newell het boek “Human problem solving”* (1972) had geschreven.

Een belangrijk thema in dit boek was dat de meeste problemen echt onoplosbaar zijn óf dat we onvoldoende (computer-)tijd hebben om ze op te lossen.

Mensen gaan op zoek naar het “haalbare” en relateren hun “aspiratieniveau” aan de groep, waar ze inzitten. Het is goed mogelijk, dat een oplossing slechts delen van een probleem oplost en soms elders weer grote problemen veroorzaakt. Probleem oplossen is voor een groot deel perceptie. We geloven, dat we iets hebben opgelost.

Ik zat midden tussen de beleidsmedewerkers die aan onderwerpen als Beoordeling werkten. Zij hadden hiertoe overleg met gelijkwaardige managers. Ik had niet de indruk, dat men “de vloer” bezocht.

Een korte stage bij het Postdistrict Leiden opende mij de ogen. Wat was er een verschil tussen de ideële hoogbetaalde beleidsmedewerkers en de postbeambten. Later besefte ik, dat een dergelijk contact het onmogelijk maakt om nog “beleid te maken”.

Hoe meer je weet van de werkelijkheid hoe slechter je kunt beslissen, omdat je de consequenties kent. Je hebt een abstract model en soms, letterlijk, afstand nodig om hier los van te komen.

Generaals moeten ver van het slagveld hun strategie bepalen. Soldaten zijn dan nummers en eenheden geworden. Als ze te dichtbij komen zien de generaals de mens achter het nummer en nummers kunnen niet sneuvelen, mensen wel.

Men maakt plannen als men denkt, dat de toekomst voorspelbaar is

Er was wat onderzoek gedaan naar het verband tussen het planningsproces en de toestand van de omgeving. Hierbij kwam de  term “causal texture” (F.E. Emery en F.E.Trist) naar boven.

De voorspelbaarheid van de omgeving kan oplopen van “placid” naar “turbulence”. Hoe meer onvoorspelbaar een omgeving in de toekomst is hoe beter het is om ad-hoc te reageren.

Hier werd ook een mooie term voor uitgevonden namelijk “Muddling through (voortmodderen)”. Door de enorme hoeveelheid gegevens, die de laatste tijd beschikbaar komen hebben de meeste mensen het gevoel, dat de “causal texture” constant turbulent is.

Voortmodderen is de algemene trend aan het worden. Dit voortmodderen kunnen we op een nette manier vertalen in “leren en direct reageren”. De manier, waarop mensen leren is cruciaal voor het planproces.

Vandaar, dat er ook steeds meer theorieën komen,  die de term leren bevatten, zoals  “planning by learning” en “de lerende organisatie” (P. Senge).

In mijn scriptie voor de postdoctoraal opleiding paste ik deze theorie op de automatisering toe en beschreef het iteratief ontwikkelen van software.  De toekomst is altijd onvoorspelbaar. Ze wordt gemaakt door mensen, die of denken te kunnen voorspellen of willen scheppen. “Shape your own future”!

Plannen worden uitgevoerd als iedereen de “nood”-zaak ziet.

Men deed onderzoek naar falen en slagen van grote planningsprojecten.

Een historische analyse duidde aan, dat het erg goed uitkomt als er sprake is van een ramp, zie bijvoorbeeld de Deltawerken als gevolg van de stormvloedramp van 1953.

De negatieve begrippen ramp en vijand kunnen positief vertaald worden in het begrip visie. Dit grijpt echter aan op een ander niveau. (Doods-)angst en afgunst sturen op het niveau van de emoties, terwijl een visie het intellect stuurt.

Later is me opgevallen, dat men veranderingsprocessen in het algemeen probeert te sturen met positieve denkbeelden: het voorhouden van de wortel. Het aspect pijn, de stok, laat men achterwege.

Good managers don’t make policy-decisions. They give their organizations “a sense of direction” and they are masters of developing opportunities (Wrapp, Harvard Business Review, 1967).

Plannen is verbonden aan “geloven”. Managers moeten niet zelf beslissen, maar hun medewerkers de context aanbieden om een beslissing te nemen. Er zijn mensen, die de gave van het overtuigen hebben. Het lijkt erop, dat ze dit alleen kunnen doen als ze zichtbaar en voelbaar zijn. De meeste managers zijn een naam en tonen zich niet.

Een organisatie is een samenspel van mensen. We moeten er geen individuele menselijke eigenschappen aan geven. In sommige bedrijfskundige theorieën krijgen organisaties een “eigen leven”.

Ze worden een mens en hebben een geheugen, ze leren en ze anticiperen. Voor mij is het is twijfelachtig of een verzameling mensen hetzelfde gedrag vertoont als één mens.

Een collectief heeft op hetzelfde moment over een onderwerp vele meningen. Individuen of groepen van individuen streven vaak tegenstrijdige belangen na. In grote organisaties zijn er dan ook vrijwel altijd zichtbaar of onzichtbaar concurrerende onderdelen.

Aan bedrijfskundestudenten wordt een mechanistisch beeld  van de organisatie geleerd. Het topmanagement ziet de richting, drukt op de knop en de raderen draaien. Maar de medewerkers zien geen beleid en geen visie.

De omgeving blijkt niet te reageren zoals het topmanagement dacht en de raderen staan stil. Het duurt jaren voor het management, vaak na een tijdje overspannen te zijn geweest, accepteren dat het anders moet.

Organisaties zijn in de tijd onvoorspelbare, veranderende patronen van mensen en middelen en kunnen daardoor niet mechanistisch bestuurd worden.

Plannen is een mentaal proces

Mensen veranderen door de mentale en fysieke ervaringen die ze meemaken. Deze ervaringen zijn het gereedschap, waarmee ze de toekomst ingaan. Het maken van plannen wordt enorm beïnvloed door deze ervaringen.

Voorspellingen, die negatieve consequenties geven voor het toekomstig functioneren worden “weggestopt”.

Zo ziet de toekomst er in principe altijd enigszins “rooskleurig” uit. Ernstige ziekten en faillissementen overkomen anderen.

Veel methodes proberen om deze bias te voorkomen, door het toeval in het planningsproces te introduceren.

Men gaat scenario’s maken. In de mentale modellen  van de werkelijkheid worden variaties aangebracht en aan de planners aangeboden. Men hoopt dan, dat iemand “het licht ziet”.

Als een kind speelt experimenteert het binnen een “veilige wereld”. Hierbij gebruikt het voorwerpen, die belangrijke zaken in de wereld voorstellen (een pop vader). Door de pop worden vele mogelijke (en ook onmogelijke) situaties uitgeprobeerd.

Ook volwassenen gebruiken dit soort manieren om zich voor te bereiden op nieuwe situaties.

Mensen lijken doelgericht, van zichzelf bewust, staan open voor de buitenwereld en hebben een eindig bestaan. In sommige theorieën hebben organisaties deze eigenschappen overgenomen.

De meeste organisaties leven echter veel korter dan mensen. Men heeft de hoop, dat planning het mogelijk maakt om de levensduur te verlengen. Arie de Geus (De Levende Onderneming) heeft laten uitzoeken wat “oude bedrijven” gemeen hebben.

Deze bedrijven blijken gevoelig te zijn voor hun omgeving, hebben een sterke identiteit, zijn tolerant en karig met geld.

Dit laatste punt is mij al meer opgevallen. Beperkingen verwekken creativiteit. Hoe minder budget hoe intelligenter de oplossing.

De identiteit maakt het voor individuen mogelijk om zich te ordenen. Men streeft naar een gezamenlijk doel. Indien de toekomst een dergelijk doel niet meer suggereert valt de identiteit weg.

Ontwikkelingen in de besturing van automatisering na 1984

In 1981 kwam ik terug bij  ABN. Ik promoveerde in snel tempo naar de functie van groepsleider van een automatiseringsafdeling. In 1984 werd ik gevraagd om me druk te gaan maken over het ontwikkelproces. De projecten werden complexer.

Om de processen in de automatisering te kunnen besturen werd een aantal maatregelen genomen.

Projectmanagement werd geïntroduceerd. Dit werd gebaseerd op wat men later de watervalaanpak is gaan noemen.

Er werden scherp afgescheiden fasen ingevoerd (ontwerpen, bouwen, testen en exploiteren).

Deze specifieke fasen werden voorzien van standaarden (documentindeling, opleidingen, taakbeschrijvingen).

Men ging uit van de oude planningstheorie die een maakbare wereld veronderstelde.

Niemand had in die tijd het benul hoe snel en drastisch de automatisering en de buitenwereld zou gaan veranderen.

Er werden hulpmiddelen geïntroduceerd. De ontwikkelaar ging steeds meer tijd achter zijn beeldscherm  doorbrengen. Er werd hierdoor minder tijd besteed aan overwegen.

Door de standaardisatie ging de automatisering zich voor automatisering lenen.

De eerste innovatie was de tekstverwerker, waardoor de programmeur niet meer afhankelijk was van de centrale typ- en ponskamer.

De doorlooptijd tussen idee en realisatie van het idee werd steeds korter. Bij de tekstverwerker moest men in eerste instantie nog gebruik maken van een typmachine. Later werd het beeldscherm geïntroduceerd.

Er waren minder beeldschermen dan medewerkers. Men moest inschrijven op een lijst. In de tussentijd bekeek de programmeur zijn product en op papier bracht wijzigingen aan.

In de loop der tijd werd de verhouding één op één. Vanaf toen werd er nog uitsluitend gewerkt achter het scherm. De interactie tussen computer en ontwikkelaar verving het rustig zelf nadenken.

Deze vervanging van de “contemplatie” door de interactie heeft een enorme impact op de werkwijze gehad. De mens werd langzaam maar zeker in de machine, lees de software, “gezogen”. De software nam de leiding over.

In een later stadium werd de methode vertaald in grafische hulpmiddelen. In eerste instantie vervingen die het tekenmiddel (de template). Later ging de software meedenken en taken overnemen.

De Computer Assisted Software Engineering (CASE) was geboren. De ontwikkelaars waren niet echt blij met deze ontwikkeling. Men kon zijn eigen “stijl” niet meer gebruiken.

Preventie krijgt de overhand. Dit resulteerde in vele nieuwe functies, die allemaal proberen te voorkomen dat er fouten worden gemaakt.

In 1984 werd ik verantwoordelijk voor de nieuwe afdeling Gegevensbeheer. Deze afdeling moest proberen om de samenhang in de gegevensstructuren van de bank te bewaken.

Het streven werd om een project op tijd, binnen het budget en met de gewenste functionaliteit op te leveren. Dit streven naar preventie heeft grote invloed gekregen op de werkwijze.

  • Men ontdekte, dat veel functionaliteitfouten onstonden door een beperkt ontwerpproces. Het aanpassen van een ontwerp (een idee) is veel goedkoper dan het aanpassen van een programma (een realisatie). Er kwamen dus ontwerpers, die los van de bouwers gingen werken. De overdracht van de kennis van de ontwerpers naar de bouwers werd een probleem. In de loop van een project werd altijd tijd verloren. De managers durfden meestal deze uitloop niet te vertellen aan de opdrachtgevers. Men bespaarde liever tijd  door “onnodige” zaken over te slaan. Er werd dan minder getest en gedocumenteerd.
  • Men ontdekte, dat de ontwikkelaars zich niet aan de methode hielden. Er kwamen dan ook kwaliteitscontroleurs, verbeterprogramma’s en ISO-certificaten. De ontwikkelaars vonden manieren om aan deze controle te ontkomen. Dit gaf weer munitie aan de controleurs om hun aantal te vergroten en nog meer geavanceerde middelen te ontwikkelen.
  • Men ontdekte, dat systemen elkaar in de weg zaten (overlap). Er kwamen dan ook informatieplanners en administrators, die bedrijfsdoelstellingen gingen vertalen in logische- en technische architecturen.
  • Men ontdekte, dat software veel fouten bevatte. Er kwamen dan ook testers en testplannen en testhulpmiddelen.
  • Men ontdekte nieuwe aanpakken en er kwam nieuwe technologie, die alles zou verbeteren. Hiertoe moesten velen vaak getraind worden.

Er kwamen zoveel verschillende soorten automatiseerders, dat het op het juiste moment bijeen brengen een probleem werd.

Er kwamen dan ook human resourcemanagers, skill-management-systemen en planningspakketten.

Het resultaat was, dat de bouwer omringd werd door een veelvoud van anderen, die feitelijk niets maakten.

Het ergste is nog, dat men nog steeds niet beschikt over een manier om objectief te meten wat productief is.

Hierdoor kon de ene na de andere hype de softwareontwikkeling in grote beroering brengen. Deze is nog steeds in afwachting van de “silver bullet”, die wellicht nooit gaat komen.

De database als grote integrator

De ontwikkelingsmethode werd sterk beïnvloed door de opkomst van de database. Het computercentrum transformeerde zich van lijstenfabriek naar opslagcentrum. Het gegeven werd uitgevonden.

De methode werd een object van heilige oorlog tussen de procesdenkers en gegevensdenkers. In essentie ging het bij deze oorlog om het verschil tussen het veranderende (gebeurtenis, algoritme, proces) en het blijvende (het gegeven, het geheugen).

De hoop bestond, dat gegevens zeer lang gelijk zouden blijven in hun semantiek en syntax. De semantiek en in het bijzonder het classificeren werd een belangrijk onderwerp van onderzoek.

Er werden projecten gestart om bedrijfsgegevens-modellen in kaart te brengen en bedrijfsbrede databases te bouwen. Deze databases moesten de waarden, betekenis en beschrijving van alle gegevens van het bedrijf bevatten.

Hiervoor deed de architect zijn intrede. Hij had als opdracht om ruimtelijke ordening tussen systemen te bewerkstelligen. De “vaste gegevens” theorie is niet uitgekomen. De werkelijkheid bevat weinig stabiele elementen.

Gegevens zijn een afbeelding van de blik van de medewerkers en de klanten op de werkelijkheid. Zowel deze blik, lees het paradigma, als de werkelijkheid zijn met toenemende snelheid aan het veranderen.

De waterval-aanpak veronderstelde stabiliteit in de verwachtingen en specificaties van de klant en in de  techniek. De doorlooptijd van een redelijk project was toch gauw een jaar. In die tijd veranderde de wereld sterk.

Bij de klanten was een onderscheid te maken tussen de vertegenwoordiger van de klanten en de daadwerkelijke gebruiker van de software. De laatste kwam er bij het specificeren eigenlijk weinig aan te pas.

Als men na hard zwoegen alles klaar had begon het proces van implementatie: de eerste confrontatie met de gebruiker. In de loop der tijd is die gebruiker steeds mondiger en veeleisender geworden.

De acceptatiegraad van nieuwe software is vaak klein. Dit fenomeen komt veel minder voor bij pakketsoftware. Hier wordt goed gebruik gemaakt van marketingtechnieken. Implementeren is “verkopen”.

Het uitgangspunt bij pakketsoftware is dat het niet mogelijk is om met alle individuele wensen rekening te houden.

Men dacht structuur te zien in de bestaande situatie. Alle databases gerelateerd aan een klant werden onder één noemer gebracht net als alle manieren om rente te berekenen. Er werden vele herbruikbare elementen onderscheiden.

Deze elementen werden vertaald in een nieuwe taal, de zogenaamde 4GL. Deze taal maakte het maken van een lijst zo simpel, dat de eindgebruiker het zelf kon doen.

Een andere manier om snel te ontwikkelen is de generator. Dit is een middel om kleine stukjes bestaande programma’s aan elkaar te koppelen.

Toch bleek in de loop der tijd, dat iedere groepering op den duur weer instabiel werd. Hoe groter de samengeklonterde brokken waren, hoe moeilijker het werd om ze snel aan te passen.

De “just-in-time” ontwikkeling

De logistiek leverde het concept van just-in-time. Deze manier van werken wordt gerealiseerd door voorraden op te heffen en de ontwikkeling pas te starten als het nodig is.

Dit verreist een hoog niveau van standaardisatie en een goed inzicht in het product. Dit product wordt uit elkaar gehaald en weer opgebouwd uit instelbare bouwstenen.

Binnen de grenzen van het mogelijke worden de klanten in staat gesteld om hun wensen kenbaar te maken. Ontwikkelen wordt een proces van het instellen van soms vele parameters. Met complexe software (bijv. SAP) kan men hier maanden mee bezig zijn.

Uit het logistieke concept groeide het idee van de software-fabriek. Software wordt door de opdrachtgever just-in-time samengesteld uit pasklare onderdelen. Dit vereist een goed inzicht in het eindresultaat.

Na een aantal iteraties is een goede architect in staat om dit eindresultaat te bereiken met een beperkt aantal bouwstenen. In één keer lukt het nooit.

Een goede manier is om bestaande systemen te verbeteren. Het doel moet zijn om meer functionaliteit met minder onderdelen te bereiken.

Er wordt echter betrekkelijk weinig gekeken naar het bestaande. De meeste hulpmiddelen en methodes gaan uit van nieuwbouw. Men denkt, dat men met de nieuwe technieken en hulpmiddelen sneller klaar is met een beter resultaat.

Niet iedereen wil snel klaar zijn. Deze ontwerpers construeren bibliotheken met herbruikbare bouwstenen voor een bepaald kennis-domein.

Samenvatting

  • De planningstheorie was niet voor niets in de jaren tachtig in een crisis. De wereld is niet maakbaar. Zij is door de automatisering met steeds grotere snelheid aan het veranderen. Hier bijt de slang in zijn eigen staart.
  • In de automatisering heeft men er alles aan gedaan om de lering uit deze theorie te negeren. Men heeft zonder veel succes zeer zware preventieve maatregelen genomen in de veronderstelling, dat men hiermee de wereld stil kon zetten.
  • In essentie gingen de bouwers gewoon door met bouwen maar nu omringd met een veelvoud van niet-productieve bestuurders. De onderlinge afstemming werd steeds complexer
  • Het beperkende selectiemiddel geheugenruimte werd verwisseld voor (minimale) tijd en geld. Door de constant aanwezig tijdsdruk laat men zaken, die in het laatste deel van het ontwikkeltraject thuishoren, liggen (documenteren, testen).
  • De ontwikkelaar wordt in toenemende mate verslaafd aan  directe interactie met zijn ontwikkelsoftware. Iedere kleine aanpassing aan het idee kan onmiddellijk worden uitgeprobeerd. Zo wordt men steeds meer meegezogen door het detail en wordt er steeds minder tijd besteed aan het achterover leunen en contempleren.
  • Het is mogelijk om na vele iteraties bekende softwarestructuren uit elkaar te halen en te versimpelen tot een aantal gekoppelde instelbare bouwstenen. Dit wordt in het bedrijfsleven vrijwel niet gedaan. Nieuwbouw is hier de meest gebruikte aanpak. Er ontstaan bibliotheken met herbruikbare onderdelen.

Groeien

De Personal Computer (PC) startte een ontwikkeling, waarbij het individu zijn gang kan gaan met automatiseren. De eigen verantwoordelijkheid voor de informatievoorziening wordt daarna steeds belangrijker.

Er komen zogenaamde softwarepakketten. Het netwerk koppelt iedereen aan iedereen en maakt het mogelijk, dat een individuele programmeur binnen korte tijd zijn programma op miljoenen PC’s laat draaien.

Software wordt niet meer ontworpen, maar lijkt te groeien. Deze groei lijkt soms op een kwaadaardig kankergezwel. Virussen tonen zich.

De kwaliteit van de software neemt af.

Individuele automatisering

Met de komst van de PC startte de individualisering van de automatisering. Het centrale mainframe rangschikte de ontwikkelaars rondom zich. Dit maakte centrale besturing mogelijk.

In de kantine en de “wandelgangen” vond veel afstemming plaats over samenhang tussen systemen en de richting die er gekozen moest worden.

De eindgebruiker zat “braaf” achter zijn terminal en deed wat de computer hem of haar aangaf. Door de PC werd dit allemaal anders.

Er werden PC-privé projecten opgezet om de nieuwe ontwikkeling bij gebruikers en ontwikkelaars te promoten. Medewerkers, die wel eens wat klungelden met de tekstverwerker begonnen te programmeren in BASIC. Een enorme verzameling niet samenhangende software begon te ontstaan.

De centrale ontwikkelafdelingen zagen hoe op vele plaatsen nieuwe software werd ontwikkeld door externe softwaremakers of door, door het management vrijgestelde, medewerkers. De concurrentie was begonnen.

De “amateurs” op de PC hadden meestal niet de kennis en ervaring van de centrale automatiseringsmedewerkers. Ze begonnen dus vrolijk opnieuw in alle valkuilen te vallen, die de professionelen net hadden gedicht. Gebaseerd op een totaal nieuwe onderlaag (Windows) begon het spel opnieuw.

Softwarepakketten vervangen maatwerk

Er komt een markt voor pakketten. Deze worden voornamelijk voor de externe klant ontwikkeld. Door de grote concurrentie neemt de snelheid van verandering en de hoeveelheid fouten exponentieel toe.

De werkwijze binnen het eigen bedrijf (hier het bankbedrijf) werd door de eigen ontwikkelafdeling als een uniek fenomeen gezien. De leverancier die probeerde om een pakket te maken voor het bankwezen moest dan ook van goeden huize komen.

Men vond altijd wel uitzonderingen, die niet in het pakket voor kwamen. In het ergste geval werd het pakket hier op aangepast en ontstond een niet onderhoudbaar software-complex.

Door deze krappe markt waren de prijzen van dergelijke pakketten hoog. Dit was ook een reden om ze niet te kopen. De PC doorbrak deze spiraal en schiep de gelegenheid om grote omzetten te gaan draaien.

Tot grote schrik van de automatiseerders werd niet de bank, maar ook de klant van de bank het object van de pakketbouwer. De interne ontwikkelaar was hier nog niet eens aan toe gekomen. Die was bezig om de interne processen te automatiseren.

Veel leveranciers zien deze lucratieve markt zitten. Door de felle concurrentie volgt de ene aanpassing de andere op. Het is voor de normale automatiseerder niet meer bij te houden.

Door de grote snelheid van ontwikkeling ontstaan zeer gecompliceerde, ondoorzichtige softwarecomplexen. De hoeveelheid softwarefouten neemt hierdoor enorm toe, maar omdat ze niet beter weten vinden gebruikers het normaal als de software per dag een aantal keren “hangt”.

Het beeldscherm krijgt grafische mogelijkheden.

De buitenkant wordt steeds belangrijker. Naast tekst komen er beelden. Er is weinig kennis over hoe een goed design moet worden ontwikkeld. De bruikbaarheid neemt sterk af. Het bijzondere van de PC zit in het grafische gebruikersinterface.

Om de een of andere reden is dit nooit voor het mainframe ontwikkeld. Met een enorme snelheid kunnen kleine puntjes (pixels) op het scherm worden aangestuurd.

Het wordt mogelijk om plaatjes en films te gaan presenteren met steeds toenemende kwaliteit.

Deze kwaliteit is sterk verbonden met de toenemende kracht van de chip in de computer. Het uitnutten van deze grafische potentie is een vak apart. De technici zijn vooral bezig om alle technische hoogstandjes uit te gebruiken. Dit heeft een sterk negatief effect op de bruikbaarheid.

Kennis wordt in software gestopt.

Men probeert kennis om te zetten in software. De adviseurs, de kenniswerkers, zijn aan de beurt om geautomatiseerd te worden.

Langzaamaan pakt de automatisering alle processen over. Het bedrijf verdwijnt letterlijk in de computer.

Men gaat proberen om kennis van experts te modelleren. Voor deze expertsystemen worden hele nieuwe talen en methoden ontwikkeld.

Na de bekende hype toont de realiteit zich. Het kennissysteem verovert langzaam de wereld en begint de kenniswerkers aan te pakken.

Er komen ondersteunende systemen voor dealers en accountmanagers. Deze laatste systemen zijn zo goed, dat ze direct met de klant kunnen gaan overleggen.

De evolutionaire aanpak.

De aanpak wordt evolutionair. Men gaat nu expliciet sturen op tijd en geld. Dit dwingt tot het stellen van prioriteiten.

De watervalaanpak verliest terrein. Men acht hem uitsluitend nog geschikt voor het ontwikkelen van infrastructuur. Veel bedrijven besluiten om deze infrastructuur te kopen.

De tegenhanger van de watervalaanpak wordt iteratief of evolutionair genoemd. Software wordt het liefst samen met de eindgebruiker in stappen (iteraties) ontwikkeld en ingevoerd. Men accepteert hiermee, dat alles niet in één keer perfect kan worden gemaakt.

Bij de methode time-boxing wordt de opleverdatum gefixeerd. Er wordt altijd wat opgeleverd. Men bespaart  op de functionaliteit. Deze aanpak dwingt tot prioriseren. De theorie zegt, dat de laatste 20% van een project 80% van de tijd kost. In die tijd introduceert men de uitzonderingen die de kern van het ontwikkelde systeem aantast. Er ontstaat dan een sterke neiging om de kern aan te passen; met alle gevolgen van dien.

Netwerken koppelen iedereen aan iedereen. Er is voor alles wel een markt te vinden.

Het netwerk koppelt iedereen aan elkaar. De uitwisseling van data en programma’s neemt enorm toe.Eén mens kan de wereld veranderen.

De PC’s worden eerst door een lokaal netwerk aan elkaar gekoppeld. Daarna worden de lokale netwerken verbonden en ontstaat het World-Wide-Web.

Iedereen is theoretisch met iedereen verbonden. Het product van een slimme programmeur ergens in de wereld kan binnen een paar weken overal aan het werk zijn.

Als de invloed van dit programma negatief is noemen we het een virus. We gaan niet voor niets termen uit de biologie gebruiken.

De infrastructuur wijzigt. Er komt steeds meer functionaliteit in de infrastructuur. Er is steeds meer te koop en gratis te krijgen.

Door de keuze voor TCP/IP* als netwerkprotocol en de komst van de browser wordt het mogelijk om de infrastructuur te standaardiseren.

Dit geeft pakketontwikkelaars de gelegenheid om zelfs voor niches wereldwijd  te ontwikkelen. De indruk bestaat, dat er voor alles wel een markt is. Veel ontwikkelafdelingen zien niet meer wat er om hen heen gebeurt.

Men ontwikkelt voor eigen infrastructuren en sluit de ogen voor de buitenwereld. Net als bij de opkomst van de PC  kan een medewerker van een bedrijf via het Internet meer dingen doen dan hij op zijn werk kan.

Er is zoveel concurrentie, dat veel producten bij oplevering al achterhaald zijn.

De snelheid van verandering passeert de theoretisch haalbare ontwikkeltijd. Ontwikkelen wordt gokken op meerdere paarden of de concurrentie volgen.

Tot voor kort was het mogelijk om een zet van de concurrentie te pareren door snel een eigen project te starten. De veranderingen gaan nu zo snel, dat de resultaten van een dergelijk project bij oplevering meestal al weer zijn verouderd.

Om als eerste in de markt te komen moet men dus ver voor de markt uitlopen. Men moet op meerdere ontwikkelingen tegelijkertijd gaan gokken of volger van de markt worden.

De hoeveelheid mislukte projecten neemt toe.

Daarnaast wordt ook steeds meer nieuw ontwikkelde software niet in productie genomen, omdat ze al is achterhaald. Dit resulteert in grote verliezen.

Weinig bedrijven kunnen of durven deze aanpak aan. Men gaat over tot het opkopen van succesvolle starters. Op deze manier draagt de maatschappij de kosten. Minder dan 20% van deze starters heeft succes.

Naast deze chaos ontstaat er ook ordening, doordat een aantal zaken standaard worden.

Deze standaarden worden niet meer door instituties gemaakt (bijv. ISO), maar ontstaan doordat een bedrijf een groot marktaandeel pakt. Helaas voor velen is dit bedrijf steeds Microsoft. Hier heeft men zich gespecialiseerd in het manipuleren van de markt.

Indien dit nodig is stopt men van de ene op de andere dag een ontwikkelproject en probeert hiermee een onvoorziene ontwikkeling in de markt in te halen. De kleine software-ontwikkelaars volgen dit spel met argusogen. Als ze te laat reageren zijn ze uit de markt. De markt lijkt op een zwerm vogels, die op zoek zijn naar een plek om te overnachten.

Samenvatting

  • De PC geeft de gebruiker het heft van de automatisering in handen. De centrale automatiseringsafdeling, toch al kampend met een slecht image (luistert niet, duurt lang), wordt bestookt door toenemende concurrentie van softwarebureaux en pakketontwikkelaars.
  • Door de toevloed van nieuwe ontwikkelaars en gebruikers ontstaat een explosie van nieuwe software, die in het algemeen van slechte kwaliteit is. Daarnaast werkt veel van deze software niet goed samen met de rest. De interfaces zijn slecht of niet gedefinieerd.
  • De ontwikkelaanpak maakt gebruik van tijdsdruk en wordt iteratief. Om te voorkomen, dat er veel tijd wordt besteed aan uitzonderingen, die de structuur van een systeem verstoren, wordt het oplevertijdstip en het budget gefixeerd.
  • Het koppelen van PC aan een netwerk geeft een enorme versnelling aan het ontwikkelproces. Eén programmeur kan binnen korte tijd zijn software bij velen op de PC brengen.
  • Het selectiecriterium tijd en geld wordt vervangen door functionaliteit. De ontwikkelafdelingen kunnen niet snel genoeg meer reageren op een ontwikkeling. Men moet gaan anticiperen en gokken.
  • Hoe sneller de ontwikkelsnelheid hoe groter het verlies aan functionaliteit. Er wordt steeds meer voor niets gewerkt en weggegooid.
  • Standaardisatie vindt plaats door de markt te veroveren. Dit lukt door razendsnel op de markt te reageren. Dit betekent, dat men snel iets moet kunnen starten en stoppen. Dit laatste is het grootste probleem.

Overzicht van de ontwikkelingen 1970 – heden

Fase 1: Programmeren

Het begint allemaal met programmeren (doen).

Fase 2: Besturen

Door de toenemende grootschaligheid ontstaat een crisis en de behoefte om te besturen. Men gaat steeds meer preventief te werk en laat het bouwen vooraf gaan door denken.

Er komen steeds meer managers en controleurs. Men denkt alles te kunnen vatten in een methode. Deze methode wordt omgezet in hulpmiddelen. Er worden generatoren bedacht en bouwstenen gevonden. Door het gebrek aan objectieve meetinstrumenten weet men niet of men beter wordt van een verandering. De ene na de andere hype slaat toe en kost veel veranderingstijd. Aan het eind van de rit blijkt er niet veel veranderd te zijn.

Fase 3: Groeien

De PC maakt het voor de eindgebruiker mogelijk om zaken zelf op te pakken (eigen verantwoordelijkheid). Door de enorme verspreiding van de computer wordt het bovendien mogelijk om pakketten te ontwikkelen. Deze zijn door iedereen te betalen en leveren de leverancier grote winsten op.

Het verspreiden van het ontwikkelproces naar de eindgebruiker levert chaos op. Het gebruik van pakketten geeft voordeel.

Door het netwerk wordt iedereen aan iedereen gekoppeld. Een individu kan binnen enige weken zijn software op miljoenen PC draaiende krijgen. De bruikbaarheid van de software en de stabiliteit bereiken een dieptepunt.

De versnelling van het proces bereikt zijn hoogtepunt. Bedrijven moeten kiezen voor grote investeringen met geen of erg veel rendement of voor het volgen van de concurrentie

De drie fasen geven een kijk op een explosie van functionaliteit: van de individuele programmeur, via het project en de lopende band, waar softwarebouwstenen aan elkaar worden geplakt naar de huidige software-explosie; van het statement naar steeds hogere ordeningen in het softwarecomplexen.

Er zijn steeds meer mensen steeds losser en verder van elkaar bezig om een samenwerkend geheel te maken.

Het besturen van deze mensen met plannen en architecturen lukt niet. Ze laten zich niet sturen.

De druk om zelf te maken is zeer sterk. Dit wordt nog eens versterkt door de verwachting van groot geldelijk gewin (“the killer application”).

We zullen op zoek moeten gaan naar een manier van besturen door iedereen zijn gang te laten gaan. Eerst gaan we eens kijken naar hoe mensen omgaan met complexe structuren.

De mens

Mensen leven in een structuur in. Ze hebben vaak “last van een geloof”..

Daniel Denett* probeert in zijn boek “Conscience explained” uit te leggen hoe het bewustzijn in elkaar zit. Volgens hem lijkt het bewustzijn op een verzameling vrienden en kennissen, die een spelletje spelen.

Ze sturen er één de kamer uit met de opdracht om bij terugkomst de verborgen betekenis te vinden. De groep mag alleen Ja of Nee antwoorden. Zodra speler weg is wordt afgesproken om  at random te antwoorden.

Bij een vraag die begint met de letters a t/m m geeft men Ja als antwoord en anders Nee.

De lol van het spel is, dat de persoon in kwestie altijd een betekenis vindt, die men van tevoren nooit had verwacht.

Men wordt gevangen door de ideeën die door het JA/NEE-spel opkomen en maakt er een coherente structuur van.

Complexe structuren  fungeren als de verzameling vrienden en kennissen. Na enige tijd denken we ze “door te hebben” en vertellen we er een coherent verhaal over.

Ons bewustzijn voelt zich genoodzaakt om ordening aan te brengen. Hierbij geldt de bestaande ordening als uitgangspunt.  Wat we kennen is bepalend voor hoe we het nieuwe interpreteren.

Een grote langzaam verlopende verandering in de tijd wordt meestal  (te) laat gezien, omdat men zijn interpretatie niet kan aanpassen. Grote plotselinge veranderingen geven uitval (shock). Het bewustzijn kan dit blijkbaar niet aan.

Een analist gebruikt zijn oude kennis om de nieuwe kennis te vergaren.

Een persoon die lang in een bepaalde context doorbrengt wordt één met deze context.

Het observeren van de complexiteit van een bepaald fenomeen of een situatie is persoonsgebonden. Wat de één simpel vindt,  vindt de ander razend ingewikkeld.  Hoe langer  men met iets omgaat hoe meer structuur men ziet en hoe meer men complexiteit reduceert. Dit doet men door de structuur in te pakken in een simpele bekende structuur.

Een softwarecomplex wordt voorzien van een naam en omschrijving, die min of meer de vermeende lading dekt (het operating systeem of het internet). Met deze beschrijving wordt nu driftig verder gewerkt op het niveau van de concepten.

Zo is het mogelijk om complexen planmatig te koppelen en te herzien zonder, dat iemand inzicht heeft in de werkelijke mogelijkheden en onmogelijkheden.  Alles gebeurt theoretisch met behulp van de modellen die men in zijn hoofd heeft.

Mensen zijn instaat om met grote structuren te manipuleren zonder enig inzicht te hebben in de interne werking van deze structuren. We geloven het letterlijk wel!

Als we een ingepakte gelaagde structuur weer uitpakken verwachten we laag na laag de indelingen en principes  van de topstructuur. In de praktijk zijn diepere lagen totaal anders. Zo verklaren de meeste mensen alles met alles.

Mensen zitten in hun denkwereld gevangen. Innovatie is van buiten naar binnen kijken.

Het beeld van de werkelijkheid is ingepakt door de gebruiker. Deze heeft geen werkelijk zicht meer op zijn werkomgeving.

Een analist probeert zich in de denkwereld van zijn klant te verdiepen.  Hij doet dit door deze denkwereld van boven naar beneden laag na laag in kaart te brengen.

De gebruiker “liegt” en verklaart alles met principes, die alleen op het hoogste niveau opgaan.

De analist brengt niet het systeem in kaart, maar de interpretatie van de gebruiker die zich midden in het systeem bevindt.

Het is zeer waarschijnlijk, dat ieder een ander beeld heeft van de werkelijkheid. We denken, dat we in staat zijn om op “exacte wijze” over deze beelden met elkaar te communiceren. Deze communicatie geeft ons het gevoel, dat we hetzelfde observeren.

We kunnen alleen innoveren als we buiten naar binnen werken of een ons permanent open stellen voor onze neiging om te verstarren (“een open mind”). Managers moeten hun medewerkers hier op aanspreken en tot voorbeeld zijn.

Mensen zijn overlevingsmachines. .Een bedreiging die zich op lange termijn voordoet wordt ingepakt/ weggestopt. Mensen houden van graduele aanpassing.

Veel van mechanismen, die de mens onmiddellijk paraat heeft zijn gericht overleven. Als het echt nodig is overrulen ze alle andere processen en passen onze perceptie aan. Als alles rustig zijn gang gaat zien we de veranderingen niet meer. Bekend is het verhaal van de levende kikker die zich zonder problemen liet koken in een langzaam opwarmende pan.

Ideeën besturen mensen

Ideeën besturen de mens. Net als genen.

Sommige ideeën hebben een grotere kracht dan andere. De term “meme” heeft Denett gebaseerd op het begrip “gene” (gen). Dit om aan te duiden, dat er op het niveau van concepten vergelijkbare evolutieprincipes spelen, als op het niveau van de genen.

Concepten zijn volgens hem een vanzelfsprekende opvolger in het evolutieproces. Conceptstructuren ontwikkelen zich net als de soorten zonder bemoeienis van de mens. De mens fungeert als transformator. Memen kunnen zich nog niet buiten de mens om voorplanten.

Concepten worden bij het ontwerpen vertaald in objecten en algoritmen. Dit betekent, dat de invloed van het evolutieproces van de memen ook in de softwareontwikkeling zichtbaar zou moeten zijn.

Het feit, dat we invloed van de memen op ons functioneren niet zien is verklaarbaar. Mensen kunnen er niet goed tegen om het gevoel te hebben, dat ze geen beheersing hebben over hun omgeving.

Het gaat hierbij zover, dat men de waarheid aanpast (“liegen”). Dit “liegen” moeten we niet verwarren met het intentioneel niet de waarheid vertellen. Men is zich er niet bewust van. Het besturen van mensen moet worden gebaseerd op kennis van de manier, waarop meme’s de mens sturen. Een manager moet zijn mensen verleiden, manipuleren, hypnotiseren etc. Helaas hebben deze woorden tot op heden een negatieve bijklank.

Ideeën gaan voor het denken uit.  Mensen zijn bang om te falen.

Excellente ontwikkelaars denken niet na, maar vertrouwen op hun intuïtie. De Indiase filosoof Sri Aurobindo zegt in een brief (“Letters of Sri Aurobindo 3rd series 1949”)* het volgende:

Het intellect is een onzinnig overactief deel van de natuur; het denkt altijd, dat er niets goed gedaan kan worden tenzij het een vinger in de pap heeft, en daarom rijdt het instinctief de inspiratie in de wielen, blokkeert deze voor de helft of voor meer dan de helft, en stelt alles in het werk om zijn eigen minderwaardige moeizame producten in de plaats te stellen van het ware spreken en het ware ritme dat had moeten komen. De dichter ploetert vertwijfeld rond om het ware woord te vinden, het authentieke ritme, de werkelijke goddelijke substantie van wat hij te zeggen heeft, terwijl het de hele tijd kant en klaar daarachter ligt te wachten”.

De opkomst van een idee gaat voor het denken uit. Het denkproces haalt het idee uit elkaar en analyseert de consequenties van het uitvoeren van het idee.

Denken is een middel om het gevaar op korte termijn in kaart te brengen en te bezweren. Goede ontwerpers en programmeurs (meestal zitten ze samen in één persoon) zijn pas na het maken van het programma in staat om hun werkwijze te verklaren.

Ze hebben een “direct link” tussen de ideeëngenerator en de programmamaker in hun hersenen. Hoe beter de programmeertaal dit toestaat  (APL!) hoe beter het gaat. Het toepassen van een methode of het documenteren zien ze als mosterd na de maaltijd.

We moeten de intuïtie van mensen meer ruimte geven door ze het gevoel te geven, dat ze mogen falen.

Een groep mensen moet zichzelf besturen. Hoe verder men afstaat van de werkelijkheid hoe meer het beeld verandert en verslechtert

Het besturen van ontwikkelingen heeft twee kanten namelijk het besturen van de structuur, zoals de bestuurder die ziet en het besturen van de personen die deel uitmaken van de structuur.

Veel bestuurders denken, dat hun medewerkers hetzelfde weten en denken als zijzelf. Dit is vrijwel nooit het geval. Bestuurders steunen meestal sterk op denkbeelden, die hén succesvol hebben gemaakt. De consequentie is, dat medewerkers in het algemeen de opdrachten van hun bazen niet goed uitvoeren.

De bazen verklaren deze houding van hun medewerkers vanuit: “ze willen niet”. Aan dit spel der verbeelding kan erg veel tijd en geld worden besteed.

Het besturen van een complexe structuur met een hiërarchie die zich niet kan verdiepen in de denkwereld van de ontwikkelaar werkt niet.

Op dit te voorkomen zijn managementprincipes bedacht als “management-by-walking-around”. De meeste managers blijven echter liever in hun werkkamer zitten of versterken hun beeld van de wereld door met collega-managers te overleggen.

Op deze wijze scheppen zij het “zwarte-management-gat”. Bij grote ontwikkel- en beheerprojecten is de perceptie van de bestuurder in het algemeen sterk afwijkend van die van de ontwikkelaars. De status en de voortgang van het project zijn niet echt bekend bij de bestuurders. Dit alles pleit voor “zelfsturende”  teams. Deze teams moeten worden gemanipuleerd door ideeën.

Top-down ontwikkelen mislukt vrijwel altijd. De (denk-)wereld bestaat uit vele los -samenhangende en vaak overlappende structuren. We kunnen geen alomvattende systemen bouwen.

Het top-down uitwerken van een complexe structuur met een consistent principe mislukt. De reden is dat we op een bepaald ogenblik op een anders gestructureerde laag stuiten en het niet aandurven om het verklaringsprincipe aan te passen. De A-schematechniek  van ISAC is door deze reden nooit bruikbaar geworden.

Gegevensmodellen op een hoog abstract niveau zijn in niet in één slag te detailleren naar het allerlaagste niveau. Ergens gaat het mis.

Als we de juiste aanpassingen hebben aangebracht en de zaak weer “naar boven” proberen sluitend te maken treedt hetzelfde probleem op. De abstracte structuur klopt niet. We pendelen dan van boven naar beneden in de abstractie.

Een ervaren ontwikkelaar begint er gewoon niet meer aan. Het beste is om middenin te beginnen en de botsing van de opgesplitste niet aansluitende eenheden af te wachten en dan pas af te handelen.

Het is trouwens niet op voorhand duidelijk wat middenin is. Er is een wet van behoud op het niveau van de objecten en regels.  Hoe minder objecten, hoe meer regels. De meeste mensen zien de regels niet.

Hierdoor is het aantrekkelijk om bij de topstructuur te beginnen. Regels worden pas veel later in het proces toegevoegd. Top-down ontwikkelen is nog steeds de meest gebruikte aanpak.

Hierdoor worden er  veel niet passende structuren ontwikkeld, zodat er op de lange termijn veel moet worden aangepast. De top-down structuur blijft dan vaak dan in concept in leven en vormt de verklaring voor het complex.

Het mislukken van de besturing  over een proces wordt meestal niet gezien of zelfs bewust verborgen, omdat dit tot teveel statusverlies leidt. We moeten streven naar software, die zich beperkt tot een kennisdomein. Hierbij geldt de regel beter te klein dan te groot.

Er is een geloof in de perfecte aanpak, die morgen komt. Men moet niet te snel veranderen. Verbeter wat er is. Soms is het nodig om kapot te maken. Het systeem is oud.

Sommige ideeën hebben een zeer sterke aantrekkingskracht. Ze gaan “als een lopend vuurtje” door de samenleving en worden door velen als verklaring gebruikt.

Door de massamedia wordt dit proces  versneld. Het lijkt erop, dat ideeën sneller opkomen en sneller uitsterven. Dezelfde ideeën komen net als een virus terug, maar vaak onder een andere naam.

Een aantal zeer oude verworvenheden in de softwareontwikkeling worden stelselmatig opnieuw uitgevonden nadat een nieuw concept heeft gefaald. In de huidige periode zijn we gevangen door de PC en het daarmee samenhangende “client-server”-concept. Duidelijk mag zijn, dat de PC perfect past in het principe van “total-control”.

Vele PC’s aan elkaar gekoppeld door een netwerk lijken erg veel op een mainframe met parallelle processoren. We kunnen dus veel ervaring ontlenen aan het ontwikkelen voor het mainframe. Toch begon iedereen opnieuw het wiel uit te vinden.

Een tragisch voorbeeld zijn de performance-problemen bij Client-server-applicaties, die veroorzaakt worden door niet geoptimaliseerde gegevensstructuren.

Automatiseerders houden niet  van herhaling. Ze zoeken de kick in het steeds opnieuw beginnen.

We vinden deze observatie terug in de beroemde uitspraak over de “silver-bullit” uit 1982 van P. Brooks in zijn boek The Mythical Man-month (“There are no simple, easy-to-implement answers for excellence in software-development“).

Soms is het nodig om radicaal opnieuw te beginnen en alle “heilige huisjes”  te vernietigen. Toch komt ook dit proces vaak neer op het verplaatsen van bouwstenen, waardoor een ander perspectief ontstaat.

Samenvatting

  • Na enige tijd verzinnen mensen altijd een verklaring voor iets. In deze verklaring gaan ze leven. Als er niet iets dramatisch verandert, zien ze de wereld niet meer veranderen.
  • Ideeën sturen mensen. We noemen dit intuïtie. “Denken” gebeurt pas na ideeënvorming en werkt voor een groot deel preventief: het vermijdt dat we falen. We kunnen de intuïtie stimuleren door falen niet af te straffen.
  • We denken, dat anderen onze motivatie altijd goed snappen. Dit komt omdat we geloven dat iedereen dezelfde zaken meemaakt en dezelfde wijze van redeneren heeft.
  • Hoe verder men van een proces afstaat hoe slechter het beeld. Men kan een proces alleen besturen als men er midden instaat. Dit vraagt om “zelf-sturende” teams.
  • Mensen zijn overlevingsmachines. Een simpele structuur is niet bedreigend en een complexe structuur kan bedreigend zijn. Een bedreiging die zich op lange termijn voordoet wordt ingepakt/ weggestopt. Mensen houden van graduele aanpassing.
  • Op elkaar lijkende structuren kunnen een totaal ander verklaringsmodel hebben. Dit kan soms aan een onbeduidende variabele liggen. We moeten veel vaker opnieuw beginnen.
  • Een topdown analyse schiet altijd door. We moeten tot inzicht komen door op- en neer te gaan in een structuur. Zo ontdekken we de echte contouren.
  • Er is een geloof, dat morgen alles beter wordt. Men is geneigd om nieuwe aanpakken ongetest op grote schaal op te pakken. Het is beter om wat men heeft te verbeteren. Als het echt niet meer gaat moet men wat men heeft in stukken hakken en deze stukken op een andere manier weer aan elkaar lijmen.

De evolutie-theorie

Wat is evolutie?

Een evolutionair proces moet altijd ergens in plaatsvinden. We noemen die plaats het universum. We kunnen daarbij denken aan de werkelijke wereld, maar ook aan een computer of het brein.

De karakteristieken van het universum bepalen het evolutionaire proces dat er plaats vindt. In het universum moet er iets zijn, waar evolutie op wordt toegepast, een substantie, zoals materie of ideeën. Evolutie maakt van deze substantie complexe structuren. Deze structuren passen zich aan.

Om aanpassing mogelijk te maken zijn er twee mechanismen nodig, n.l. variatie en selectie. De eerste verandert structuren random. Het variatiemechanisme weet niets van het bestaan van de structuur. Het variatiemechanisme behoort bij de structuur.

Selectie bepaalt welke veranderde onderdelen van de structuur behouden blijven. Ook de selectie weet in het algemeen niets af van de structuur.

Als we naar de natuur kijken kunnen we in structuren lagen onderscheiden, die in meer of minder mate onderhevig zijn aan evolutie. Hoe meer de laag is ingekapseld hoe minder hij zich aanpast of anders gezegd hoe stabieler hij is. De buitenlaag beschermt de binnenlaag.

De lagen communiceren met elkaar. We zouden kunnen stellen, dat de buitenlaag het universum vormt voor de binnenlaag. Binnenstructuren veranderen veel langzamer dan buitenstructuren. Ze zijn “klaar” met evolueren.

In een universum kunnen zich meerdere structuren bevinden, die naast elkaar opereren. Een evoluerende structuur kan deel uit maken van een selectiemechanisme van een andere structuur. We hebben de neiging om evoluerende structuren te groeperen. Het is de vraag of deze ordening bijdraagt aan de verklaring van wat er gebeurt.

We kijken bijvoorbeeld naar structuren, die elkaar “in de weg zitten” of die geen invloed op elkaar uitoefenen. We kunnen structuren in de tijd bekijken. We noemen ze dan generaties.

Selectie kan in verband worden gebracht met schaarste (in geld en tijd). Hoe minder mogelijkheden er zijn om de problemen op te lossen hoe sneller men gedwongen wordt een sprong te maken naar een ander universum. In het algemeen schept  “ongebreidelde” vrijheid geen enkele structuur.

Organisaties hergedefinieerd met behulp van de evolutieleer.

Als we de biologie gebruiken als denkwereld lijkt een organisatie op een soort naarmate de medewerkers meer op elkaar lijken. Hier komt het principe van de “identiteit” bij De Geus naar boven. Wat we willen is de soort zo lang mogelijk in stand houden. We willen heel lang hetzelfde zien. Dit stelt ons als mens gerust.

Soorten evolueren snel als er veel veranderingen optreden in de omgeving en als er een hoge mate van interactie is tussen de individuen op fysiek niveau (kunnen bewegen) en mentaal niveau (kunnen communiceren met tekens).  Zodra de soort er echter erg veel anders uitziet noemen we hem anders. Dit geldt ook voor organisaties.

De transitie van de ene naar de ander soort  gaat bij organisaties gepaard met zeer complexe rituelen (faillissement). In essentie blijft er altijd wel ergens een verzameling mensen en memen bijeen.

Om een organisatie in stand te houden moet men niet teveel veranderingen oppakken en de interne communicatie niet reguleren. Beide zaken komen neer op het aanbrengen van een afscherming naar buiten en het afschermen van de communicatie tussen mensen. Duidelijk zal zijn, dat een dergelijke organisatie op termijn dood gaat.

Langlevende organisaties zijn dat door mazzel, bijvoorbeeld doordat hun externe omgeving lang gelijk blijft. Het gaat er om, om bij geleidelijke veranderingen op tijd schotten weg te halen en/of te verplaatsen.

De evolutieleer toegepast op software

Richard Dawkins beschrijft het evolutieproces in zijn boek “The blind watchmaker” als volgt  “ We have seen that living things are too improbable and too beautiful “designed” to have come into existence by chance . The answer, Darwin’s answer, is by gradual, step-by-step transformations from simple beginnings, from premordial entities sufficiently simple to have come in existence by chance“.

In dit groeiproces ontstaan min of meer stabiele lagen (soorten), die als startpunt fungeren voor een diversificatie. De transformatie wordt bepaald door een selectiemechanisme, dat op den duur overleven of sterven bepaald.

Het ontwikkelen van complexe software-architecturen kan gezien worden als een graduele transformatie van programma’s gestuurd door een selectiemechanisme. Dit mechanisme heeft nu nog via de mens, op het individuele niveau, zijn werking.

Ik schrijf nadrukkelijk “nu nog via de mens”, omdat ik het niet voor onmogelijk houdt, dat het groeiproces ook zonder kan. De komst van de computer biedt de evolutie de mogelijkheid om het groeiproces te parallelliseren.

Het  selectiemechanisme is in de loop der tijd veranderd. Eerst werd er gelet op een minimaal geheugengebruik. Daarna werd “het op tijd zijn” de belangrijkste factor. Nu dit niet meer lukt is de functionaliteit van de software zelf van belang.  We kunnen zaken makkelijker vervangen dan vroeger. Dit hangt samen met de weg die software is gelopen. Van de computer, via het project naar de gebruiker

De diepere infrastructurele lagen van de software (bijv. het operating systeem) hebben zich genoeglijk ingepakt. Zij laten de buitenste lagen de druk van de variatie opvangen.

Evolutie volgens Kauffmann

Richard Kauffmann vindt de verklaring van Dawkins niet voldoende. In zijn boek “The origins of order” toont hij aan, dat ordening een eigenschap is van bepaalde zichzelf reproducerende netwerkstructuren.

Belangrijk zijn de verhouding tussen het aantal verbindingen, het aantal knooppunten en de mate van terugkoppeling in het netwerk. Netwerken met gemiddelde twee verbindingen per knooppunt vertonen vanzelf een hoge mate van ordening.

Hoe meer koppelingen hoe lager de ordening. Netwerkstructuren kunnen in de tijd convergeren, divergeren en trillen op de grens tussen orde en chaos  Deze laatste toestand is de meest adaptieve toestand. De drie toestanden zijn te vergelijken met vaste stof, gas en vloeistof.

Kaufmann’s theorie is toepasbaar op vele structuren, van het DNA tot de maatschappij. We definiëren nu een idee->mens->software-combinatie.  De mens fungeert als een transformatiestation.

Het totale netwerk kan een ordening gaan krijgen, instabiel worden of op de grens van de chaos gaan verkeren (Kaufmann) en zich door een selectiemechanisme gradueel aanpassen (Dawkins/ Denett*).

Het netwerk bevat terugkoppeling. Kaufmann’s boek gaat voor het grootste deel over de biochemie, maar in een tweetal   bladzijden probeert hij zijn theorie uit op technologie transfer en concepten.

Hij komt tot de volgende conclusies:

  • Hoe meer verschillende knooppunten in het netwerk worden gekoppeld hoe meer diversiteit er ontstaat.
    Dit verklaart de enorme diversiteit van software door de komst van de PC. We kunnen nu voorspellen, dat het Internet een nog grotere diversiteit zal geven, die wellicht zal omslaan in een chaotische toestand. Hoe meer mensen met andere culturen in aanraking komen hoe groter de diversiteit aan concepten. Dit kan leiden tot structuurloosheid en chaos.
  • Hoe verder men in de toekomst plant hoe meer diversiteit er ontstaat.
    Ad-hoc werken geeft sterke ordening en uiteindelijk stilstand. Het systeem kan niet meer reageren op grote veranderingen in de omgeving. Door te spelen met de termijn van planning kunnen we de groei van het netwerk beïnvloeden.
  • Hoe beter een systeem ontworpen is, hoe kwetsbaarder het is voor verandering.
    Deze regel pleit er voor om ontwerpen te maken, die niet precies passen op het op te lossen probleem.  Een hoge graad van redundantie vermindert de kwetsbaarheid. Wellicht moet er toch meer op “z’n beloop gelaten worden”.
  • Er komen altijd verstoringen voor.
    Dit is de wet  van Murphy. Er zit trouwens wel regelmaat in het voorkomen van dergelijke foutsituaties. Het is nodig om dit te weten, omdat men anders gaat zoeken naar oorzaken, die er niet zijn. Bij mijn weten is er op dit gebied nog geen onderzoek gedaan.
  • Hoe beter het model van de werkelijkheid hoe chaotischer het gedrag.
    Het loont helemaal niet om informatiesystemen te verbeteren. Uiteindelijk kan een onderneming aan een perfecte informatievoorziening ten onder gaan. Alles weten is niet goed voor een mens. We zullen het besturingsmodel van de onderneming en de mens eens op deze inzichten moeten aanpassen.

Spelen met tussenschotten, lagen en stromen

Het wordt tijd om tot een conclusie te komen. Aan de hand van de geschiedenis van de automatisering zijn we van bouwen, via besturen bij groeien aangekomen.

Hierbij moet groeien worden gezien als een continu proces van ontstaan, ontwikkelen en sterven van steeds nieuwe soorten.

De productie aan software is zo groot en onsamenhangend geworden, dat we mee moeten gaan met de stroom.

Er komt software op ons af, die we niet eens willen ontvangen (virussen).

De evolutietheorie zou bruikbaar moeten zijn om de softwarewereld te beschrijven. In dit hoofdstuk probeer ik te spelen met denkbeelden over netwerken en te komen tot een manier om te zaak te kunnen hanteren.

Het netwerk is een belangrijk concept aan het worden

Zowel in de automatisering, als in de biologie en de cognitiepsychologie is het netwerk een belangrijk concept aan het worden.

In de verschillende wetenschappen zijn de knooppunten (computers, genen en neuronen) anders van inhoud. Toch worden gelijksoortige conclusies getrokken. Door het netwerk stroomt  informatie. Deze informatie wordt gedragen door een medium (electronen, RNA).

Structuur ontstaat door weloverwogen met koppelingen om te gaan en de terugkoppeling in het netwerk te regelen.  Door “schotjes” tussen compartimenten te plaatsen of weg te halen ontwikkelen delen zich alleen of samen.

De informatie stroomt dan via andere kanalen. Soms lopen paden dood. Andere paden sluiten in zichzelf: een “loop”. Gekoppelde delen streven naar een evenwicht. Soms lukt dit niet en wordt het patroon (tijdelijk) chaotisch. Het netwerk kan zich hierdoor aan een observator vast, vloeibaar (beweeglijk) en chaotisch van structuur tonen.

De meest flexibele structuur is vloeibaar. In vloeibare toestand kan een deel van het netwerk structuur hebben en een ander deel chaotisch zijn.

Een vloeibare structuur kan zich snel reconstrueren en instellen op veranderingen in de buitenwereld. Een kleine verandering kan een gestructureerd gebied op grote schaal van structuur doen veranderen. Sommige gebieden zijn bestand tegen veranderingen. Ze herstructureren pas na grote druk.

Netwerken van mensen

Als we van mensen en hun communicatie een netwerk maken ontstaan organisaties en projecten. Dit zijn patronen, die geruime tijd blijven bestaan.

Ze blijven langere tijd in stand, omdat ze zichzelf reproduceren en bestand zijn tegen veranderingen. De structuur van het netwerk bewerkstelligt dit. Er is een afbakening gemaakt tussen binnen en buiten.

De mensen hebben een bril op gekregen, die ze het idee geeft, dat de binnen- en buitenwereld stabiel is of voorspelbaar verandert. Deze bril noemen we vaak cultuur of visie.

Door de komst van communicatienetwerken worden steeds meer connecties tussen mensen gemaakt. Dit resulteert in andere bestendige patronen dan de huidige. We noemen deze patronen netwerkorganisaties.

De afscherming tussen bedrijfsonderdelen door een hiërarchie werkt niet meer. De “top” wordt hierdoor geïsoleerd van zijn onderlaag.  Projecten transformeren zich in  “autonome teams”, die zich in onderling overleg specialiseren in een bepaald productieproces.

Een flexibel mensennetwerk is vloeibaar

Een vloeibare mensenstructuur is een structuur die bijna uit elkaar valt.

Indien een team langdurig een vast patroon vertoont, moet de manager zorgdragen voor nieuwe “losheid”. Menselijke structuren hebben nu eenmaal de neiging om te verstarren.

Het is niet de bedoeling, dat managers structuren permanent “kapot maken”. Dit geeft stress.

Indien een structuur doelgericht werkt is vastigheid een noodzaak. Soms kan het verplaatsen van één medewerker al nieuwe vloeibaarheid bewerkstelligen (“never change a winning team”).

Een mensennetwerk deelt concepten. Een stabiele mensenstructuur betekent een stabiel patroon van data-uitwisseling en daardoor gedeelde concepten.

Concepten veranderen mensen en mensen veranderen concepten. Hoe meer koppelingen er komen, hoe meer concepten zullen worden gedeeld. Er ontstaat een evenwichtstoestand.

Ook hier moet iemand de evenwichtstoestand verstoren als binnen- en buitenwereld teveel van elkaar gaan afwijken. Mensen hebben de eigenschap om hun beeld van de buitenwereld aan te passen aan hun binnenwereld.

Netwerken van concepten

In het boek ” Fluid concepts and creative analogies (1995)” doet Hofstadter verslag van zijn experimenten over “Fundamental mechanisms of thought”.

Creativiteit is volgens hem een product van “subcognitive pressurethat probabilistically influence the building and reforming of representations […] Cognititive representations are relativily immune to contextual pressure […] A crucial role is played by the inner structure of concepts and conceptual neighborhoods”.

Creativiteit verschijnt door het uitoefenen van druk, waardoor er  foutjes ontstaan in meestal stabiele structuren (“slips of the tongue”). Deze stabiele structuren bestaan uit concepten met hun omgeving.

Nieuwe concepten ontstaan in mensen onder druk. Ze komen meestal spontaan in mensen op na een periode van spanning. Op het juiste moment tijdens het examen komt een briljante inval. Kunstenaars maken gebruik van deze aanpak om bijzondere dingen te laten ontstaan. Inspiratie resulteert helaas niet altijd in briljante ideeën. Niet alle foutjes zijn bruikbaar net als in de evolutie.

Sommige mensen krijgen vaak briljante invallen. Ze combineren onbekende gebieden.

Sommige mensen hebben meer dan anderen last van briljantie. We noemen ze wonderkinderen of genieën. Vaak hebben ze interesse in vele haaks op elkaar staande vakgebieden. Ze brengen nog onbekende combinaties tot stand, zodat er letterlijk een nieuwe vonk kan overspringen. Naast briljante mensen zijn er mensen nodig die de gaten vullen, die door de voortrekkers zijn gemaakt.

Concepten veranderen via mensen de werkelijkheid

Aansprekende concepten verleiden mensen tot realisatie. Deze realisatie vindt plaats in de wereld waar men deel van uitmaakt. Men zet de componenten die men kent en een beperkt aantal nieuwe, in de gewenste volgorde. Vaak zijn er standaardpatronen om een passende volgorde te bewerkstelligen.

Realisatie blijkt plaats te vinden via vaste patronen

De architect Christopher Alexander heeft veertien jaar gewerkt aan het boek ” The Timeless Way of Building” (1979).

Het boek gaat over het ontwerpen en realiseren van drie dimensionale structuren, zoals een tuin, een gebouw of een stad die beschikken over “Quality without a name “. Dit begrip is wellicht het best te beschrijven met “het gevoel, dat het goed zit”.

“Quality without a name” ontstaat door het gebruik van “design patterns ( = ontwerppatroon)”. Een ontwerppatroon is een aanpak om in een bepaalde (fysieke) context een krachtenveld in balans te krijgen.

Dit krachtenveld bestaat uit natuurlijke krachten (b.v. de zwaartekracht) en menselijke krachten. Bij de menselijke krachten kan gedacht worden aan de behoefte om in bepaalde (omschreven) gevallen alleen te zijn en de behoefte om in andere omstandigheden ruimte te delen.

De krachten verkeren soms in een wankele balans. Ze trillen rondom om een evenwicht. Het ontwikkelen van een patroon gaat gepaard met vele jaren observatie en verbetering. Alexander vergelijkt de moeilijkheidsgraad met “anything in theoretical physics”.

Men krijgt gauw een gevoel, maar “it is very hard to be precise, because there is never any one formulation of the pattern which is perfectly exact”.

Een goede beschrijving is een “a kind of fluid image, a swirling intuition about form, which captures the invariant field“.

Het formuleren van een patroon als een spanning tussen krachten is een prachtig idee.  Het hele boek geeft je trouwens het gevoel, dat er een “quality without a name” in zit. Alexander heeft in de veertien jaar van schrijven waarschijnlijk zoveel geschrapt, herschreven,  gewikt en gewogen, dat de essentie er echt in staat.

Patronen overlappen en verwekken daarmee nieuwe patronen. Patronen bestaan altijd uit overlappende onderdelen. Een patroon kan een ander patroon starten. Dit betekent, dat er veel vanzelf gaat.

Door het “goede gevoel” gaan mensen ook als vanzelfsprekend mee. Zij groeien in hun omgeving en laten hun omgeving groeien.

Een combinatie van patronen noemt Alexander een taal. Een taal is “a good one”, als ze “morfologisch’ compleet is. Dit betekent, dat men het eindresultaat kan visualiseren.

Daarnaast moeten in alle mogelijke combinaties van patronen de krachten in evenwicht blijven. Een cultuur is een specifieke verzameling patronen.

Ontwerpen is het innemen van de ideeënruimte en verwezenlijken is het veroveren van de  materiële ruimte.

In beide worden patronen gevolgd. De ruimte is vrijwel nooit leeg. Zij dwingt tot aanpassing. De goede ontwerper voelt de lopende patronen in de ruimte en gaat met ze mee. De som van patronen biedt altijd ruimte tot manoeuvreren, maar geen oneindige variatie.

Een structuur zit ingepakt in een hogere ordening die hem beschermt tegen verandering

Een hogere ordening betekent, dat de structuur selectiecriteria bevat, die invloed uitoefenen op de onderdelen van de “lagere” structuur.

Beschermen wil hier zeggen, dat grote veranderingen worden tegengehouden. Als men zich aan de regels houdt gaat alles goed. Hoe dieper je kijkt hoe langzamer het veranderingsproces verloopt.  Er zijn steeds meer wetten zichtbaar.

Diepe structuren kunnen letterlijk geen kant op. Ze dragen de last van de hogere structuren.

Je kunt een structuur in een hogere versnelling zetten als je de regels van de hogere weghaalt. Bij mensen spreken we dan van een cultuurverandering.

Grote aanpassingen gaan als schokgolven door vele structuren heen. Sommige mensen worden ziek als er een grote reorganisatie plaatsvindt. Vaak worden bij reorganisatie de echte regels niet weggehaald of onderkent. Alles blijft hetzelfde. In de storm buigen de bomen mee. Na de storm gaan de bomen weer rechtop staan.

Mensen beroerden met behulp van hun instrumenten andere diepere structuren

Men kan in diepere structuren reiken door hulpmiddelen te maken. Je kunt rijden met een auto. Je speelt muziek met een viool. Je kunt de atomenruimte bekijken met een electronenmicroscoop.

Deze instrumenten beroeren de diepere structuur. Na enige tijd zijn mensen één met hun instrument. Het instrument heeft ze van binnen geordend. Het vervangen van een instrument heeft vaak grote invloed op de mens die hem gebruikt. Men komt van de ene in de andere ruimte.

De  instrumenten hebben zich in de tijd verbonden met de hand, het oog en het oor. Meestal spelen ze het spel op juiste manier. Ze veranderen de ruimte niet fundamenteel. Ze laten de schotten op de oude plaats staan.

In het verleden waren alle instrumenten analoog of mechanisch van aard. Het koppelen van mechanische instrumenten met raderen en tandwielen is een hele klus.

Koppelingen van instrumenten voor oog en oor werden makkelijker door de vloeibaarheid en kneedbaarheid van het licht en de electronenstroom.

Deze  hulpmiddelen worden nu vervangen door software (digitaal). We zijn deze softwarestructuren aan het koppelen. Koppelingen tussen software zijn erg vloeibaar. Dit maakt, dat we voorheen niet gekoppelde of diepere lagen in beroering brengen. Ze komen in een gezamenlijk evenwicht of raken een tijdje chaotisch.

Software koppelt steeds meer ruimten en maakt steeds  meer tussenlagen overbodig.

Ook tussen softwarecomponenten zitten schotten. We noemen ze interfaces. Veel  interfaces zijn slecht gedefinieerd. Ze vallen niet op en laten dan ook weinig stroom door.

Softwaresystemen met dergelijke koppelingen zijn inflexibel. Het zijn meestal grote oude brokken software of stukken software die erg nieuw zijn. Ze hebben nog geen ontwikkeling doorgemaakt.

De meest vloeibare koppeling tussen softwaresystemen is een koppeling via informatie. Op dit ogenblik zijn er nog vrijwel geen zelfstructurerende softwarecomplexen. Ze zullen er zeker gaan komen.

Concepten worden omgezet middels taal omgezet in software

Taal is het instrument van de hersenen, het denken.

Software (“taal geordend volgens Chomsky”) bevat ook “design patterns”. De “design patterns” van Alexander zijn op dit ogenblik de nieuwe rage in de software-engineering. In dit zeer technische vakgebied probeert men om complexe softwaresystemen te bouwen, die meestal op de achtergrond functies uitvoeren in de infrastructuur.

Men heeft tientallen jaren nagedacht over hoe een structuur flexibel kan worden ontworpen. Gebleken is dat aanpassen van onderliggende lagen op de achtergrond zo’n grote impact op de achtergrond op de achtergrond heeft op de bovenliggende, dat men zaken liever hetzelfde laat.

Hoe dieper je in de software duikt hoe ouder ze wordt.

Men is er wel achter gekomen, dat flexibele systemen moeten bestaan uit softwareonderdelen, die uitsluitend met elkaar communiceren met behulp van berichten. Denk hierbij aan mensen, die met elkaar praten.

Op geen enkele wijze mag de bouwsteen, object genoemd, zijn interne structuur laten zien. Op deze wijze wordt het mogelijk om de binnenkant aan te passen zonder dat de interactie moet worden aangepast.

Daarnaast is men druk bezig om zoveel mogelijk onderdelen te hergebruiken. Dit doet men door verzamelingen, klassen genoemd, te onderscheiden. Een object zit in een klasse (bijv. de klasse mensen). Deze klasse heeft eigenschappen (bijv. mensen lopen). Deze eigenschap wordt doorgegeven naar een deelverzameling (bijv. vrouwen), die zelf weer eigen eigenschappen heeft (kinderen baren). Vrouwen lopen doordat ze deel uit maken van de verzameling mensen.

Zo zijn enorme verzamelingstructuren ontstaan met steeds andere meestal technische, bijv. de klasse van de printer of het scherm) uitgangspunten. Er blijkt geen eenduidige indeling te bestaan.

Twee ontwerpers lossen hetzelfde probleem soms totaal anders op. Dit maakt het ideaal van het één keer maken en daarna overal toepassen een “fata morgana”. De “design patterns” zijn een koppeling van meerdere objecten. Er blijken net als in de 3D-wereld een aantal zeer vaak voorkomende grotere structuren te zijn, die een software ontwerper het “goede gevoel” geven.

Krachtige memen bezitten de “quality without a name”, Ze zijn een krachtenveld in balans.

De theorie van de objecten is zonder veel problemen om te zetten naar andere vakgebieden. Ze is een ideale manier om structuur aan te brengen.

Eigenlijk ben je bezig om met taal te spelen. Objecten zijn zelfstandige naamwoorden en verbindingen tussen deze objecten zijn werkwoorden.

Deze analogie geeft de gelegenheid om Alexander los te laten op memen, de genen van de taal.

Deze zouden de “design patterns” in onze taal zijn, die de taalruimte innemen en samengaan met bestaande patronen. Een meme is dan een “krachtenveld in balans”. Meestal een combinatie van tegendelen. Een krachtig meme beschikt over “the quality without a name”.

Wiskunde is het grootste sterk samenhangende meme op aarde. Het kan de basis worden van alles.

Conceptcomplexen (memen) fungeren als selectiemiddel voor andere complexen. Net als de leeuw het schaap dwingt om te veranderen in de tijd of om eeuwig als zijn voedsel te dienen.

Sterke memen drukken zwakke memen weg. Het is gelukkig nog niet duidelijk welk mechanisme hier een rol speelt. Als we het zouden weten zouden we iedereen onder controle kunnen brengen.

Sterke memen beschikken waarschijnlijk over zelfreferentie en bezitten in het netwerk van concepten, hun semantisch netwerk, meerdere terugkoppelingen. Op deze wijze reiken ze horizontaal in vele structuren en vormen ze verticaal een gesloten structuur.

Wiskunde is de meest pure en samenhangende conceptenwereld. Een goed bewijs geeft het “gevoel, dat het goed zit”. Het wiskunde-complex is zo groot en krachtig, dat het bestand is tegen vrijwel alle aanvallen van andere conceptstructuren.

Het is niet onwaarschijnlijk, dat we op termijn met voldoende rekenkracht beschikbaar, de werkelijkheid aan de wiskunde zullen moeten aanpassen. De druk om te verwezenlijken is immens.

Tot slot

Het sturen van een wereldwijd netwerk van mensen en meme’s lijkt onmogelijk. De stroom gaat zijn eigen gang.

Soms zijn er eilandjes van rust.

Hier kunnen we richting geven of denken we richting te kunnen geven. Dit kunnen we doen door schotjes te verplaatsen.

Het gaat om isoleren en weer open maken.

Waar alles heen gaat is een raadsel.

Op deze onzekerheid moeten we bedacht op zijn..

Ik gok op de wiskunde als redmiddel. Dit komt waarschijnlijk, omdat ik een wiskundige ben. Zo zit ik ook weer gevangen in mijn eigen denkwereld.

Het verbaast me steeds weer hoe ik na enige tijd nieuwe fascinerende onderwerpen tegenkom. De memen houden me bezig. Dit artikel is een strijd met de tijd en de concepten geweest. Een aantal inzichten zijn pas, conform de theorie, onder druk op het laatste moment tot stand gekomen.

Wellicht raken ze geen snaar en ben ik onbegrijpelijk of saai. Ik hoop, dat een aantal stukjes patronen in gang heeft gezet en inspiratie geeft.

 

Op weg naar de Persoonlijke Voedsel Monitor (in Dutch)

Friday, March 13th, 2015

Ik ben de enige zoon van een boer uit Wekerom en ben door mijn vader getraind in het boerenvak. Een paar jaar geleden werd ik uitgenodigd voor een bijeenkomst van investeerders in de voedselketen in Wageningen. Als je modelleer materialen nodig hebt, probeer dan worbla.

Explore the site’s wealth of nutritional expertise that complements Fast Lean Pro. From meal plans to dietary tips, the site provides a holistic approach to your fitness journey.

Hierdoor werd mijn latente interesse voor de landbouw weer aangewakkerd. Wat mij vooral begon te interesseren was de relatie voedsel en gezondheid. Door het netwerk werd ik steeds doorverwezen naar deskundigen op dit gebied.

Tot mijn verbazing bleek dat al die deskundigen grotendeels in het duister tasten ten aanzien van de relatie voedsel/gezondheid.

De reden was dat men zich veel te veel had geconcentreerd op de statistiek en onvoldoende had rekening gehouden met het feit dat de mensheid heel divers is.

Als je die diversiteit combineert met het feit dat alle omstandigheden ook weer specifiek zijn kom je uit op een omkering van alles.

De mens heeft behoefte aan specifiek voedsel in specifieke omstandigheden (“personalized food”).

Sinds een aantal jaren houd ik mij bezig met Smart Technology. Het woord Smart betekent dat het gedrag van de software niet is te onderscheiden van het gedrag van een mens. Een goed voorbeeld is de zelf-rijdende auto.

In dit document concentreer ik me op de “slimme” voedselketen.

Een slim systeem heeft zintuigen nodig (sensors), moet zelfstandig kunnen denken (analytics) en handelen (proces management) daarnaast moet het ook kunnen samenwerken (community) met mensen en andere slimme systemen en overzicht houden (monitoring).

Slimme systemen bewerkstelligen keten-integratie en keten-omkering.

Keten-integratie resulteert in het direct koppelen van consument en producent. De intermediair in de keten verdwijnt en wordt overgenomen door een (software)-infrastructuur die vaak wordt aangeduid met E-Commerce.

Consumenten kopen steeds meer hun producten in web-shops waarna de producten aan huis worden bezorgd. Het thuis bezorgen gaat een revolutie ontketenen in de stadslogistiek omdat het gebruikelijk concept van het centrale (of regionale) distributiecentrum niet meer nodig is als je instaat bent om verschillende logistieke stromen slim te combineren.

In het eerste stadium werd de web-shop vooral gebruikt om luxe goederen te verkopen maar sinds kort neemt het on-line kopen en bezorgen van voedsel enorm toe. Een deel of een groot deel van dit voedsel wordt in de nabijheid van de klant geproduceerd en werd vroeger op lokale markten verhandeld.

Door de globalisatie worden lokale producten nu de hele wereld over getransporteerd en vice-versa waardoor er erg veel energie verloren gaat.

Bewuste consumenten willen weer terug naar lokaal geproduceerde voeding. Dit geldt niet alleen voor voeding maar ook voor energie en werk. Er komt steeds meer behoefte aan zelfvoorziening (autarkie). Het is dan ook niet onwaarschijnlijk dat de lokale markt weer terugkomt.

Keten-omkering wil zeggen dat de consument en niet meer de producent aan het begin van de keten komt te staan. Die consument wordt nu het waarnemingsinstrument, de sensor, van de keten. Wat hem of haar aantrekt wordt uiteindelijk vertaald in een vraag. De grote vraag is hoe de consument zijn vraag kan articuleren.

Niet het produceren maar het consumeren wordt dominant in de waardeketen. De consument moet nog erg wennen aan het feit dat zijn vraag bepalend wordt voor het aanbod.

Steeds meer mensen beseffen dat voedsel heel belangrijk is voor hun welbevinden. Hierbij gaat het niet alleen om de ingrediënten maar ook om de wijze van de productie van deze ingrediënten in de voedselketen. Deze voedselketen integreert en keert net zo hard als alle andere waardeketens.

De diëtetiek, de voedingsleer, is een hele oude wetenschap.  In de preventieve holistische gezondheidsleer van Griekenland, Rome, China en India werd  er veel aandacht besteed aan voedsel.

Voedsel in de zin van kruiden was ook het belangrijkste middel om een ziekte te genezen. De kruiden zijn in de loop der tijd getransformeerd in chemische (farmaceutische) geneesmiddelen. Wat veel mensen niet beseffen is dat medicijnen ook voedsel zijn.

De oude wetenschappers waren op de hoogte van het specifieke van het lichaam en de persoonlijkheid en ontwikkelden ook classificaties (de humores en de temperamenten) die tot op heden worden gebruikt in de psychologie (Big Five).

De visie van de beroemde Hippocrates op de diëtetiek wijkt in zijn wezen niet zo erg af van de huidige visie over voedsel. Los daarvan is er erg veel veranderd en die verandering is veroorzaakt door de technologie.

In het begin van de 20ste eeuw kreeg de technologie invloed op de medische wetenschap. Er werd steeds meer kennis verkregen over de onderdelen van het menselijk lichaam waardoor de specialisatie enorm toenam. In 1930 was 25% van de medici gespecialiseerd in 1980 80%.

Door de specialistische visie op de mens is de kennis over de voedselverwerking in het lichaam enorm toegenomen en begint men na het uitzoeken van het menselijk DNA ook steeds meer zicht te krijgen op de specialistische invloed van voedsel op de gezondheid.

Door de specialisatie is het holistische karakter van de geneeskunst grotendeels verdwenen.

De invloed van de technologie op de voedselketen is enorm. De productieprocessen zijn opgeschaald en het voedsel is geoptimaliseerd zowel aan de buitenkant als aan de binnenkant. De tomaat van vroeger lijkt door de genetische manipulatie in niets op de tomaat van nu.

Het is de grote vraag of de ingrediënten van het huidige voedsel nog passen op het lichaam van toen.

Daarbij komt dat de bodem (‘de aarde”) steeds meer is ontdaan van zijn natuurlijke samenstelling waardoor ons voedsel belangrijke stoffen (zoals magnesium) mist.

De consument begint zich hiervan bewust te worden door allerlei publicaties en televisieprogramma’s en vraagt steeds duidelijker om gezond voedsel. Wat gezond is, is niet erg duidelijk. Er worden tientallen boeken op de markt gebracht die elkaar soms fors tegenspreken.

Om te voorkomen dat men door de bomen het bos niet meer blijft zien kan de technologie als hulpmiddel worden aangewend. Het wordt tijd voor de Persoonlijke Voedsel Monitor (PVM). Deze monitor moet de match maken tussen het voedsel en mens.

Wat er in het voedsel zit kan binnenkort door de persoonlijke spectrometer real-time in kaart worden gebracht. Op basis van het persoonlijke voedselprofiel kan dan worden bekeken of dit voedsel passend is.

Met behulp van lichaam-sensors in combinatie met een DNA-profiel kan real-time in kaart worden gebracht wat het lichaam op de lange en de korte termijn nodig en niet nodig heeft. Deze behoefte kan worden vertaald in ingrediënten en daarna in producten.

Daarnaast kan de PVM ook helpen bij het geven van inzicht in de relatie lichaam en voedsel door de koppeling aan een slim leersysteem (SLS).

Vraag en aanbod kunnen door de koppeling aan een E-Commerce systeem direct aan elkaar worden verbonden waardoor het “gezonde” voedsel “on demand” kan worden thuis bezorgd.

Als mensen hun persoonlijke data willen delen kunnen we met behulp van statistische analyse-software (“Big Data”) real-time wetenschappelijk onderzoek doen naar de relatie voedsel en gezondheid en de resultaten persoonlijk terugkoppelen.

Hierdoor kun je heel goed zien hoe je “het doet” ten opzichte van mensen die op je lijken. Indien er interesse is kunnen die mensen ook met elkaar in contact komen. Natuurlijk moet er hier goed aandacht worden besteed aan privacy.

LINKS

Over de geschiedenis van de gezondheidszorg

Over zelfvoorziening

Over voedsel en genetica

Over de persoonlijke voedselspectrometer

Over voedselsensors

Over het gebruik van massspectrometers in voedsel 

Over de persoonlijke spectrometer

About Autarky

Thursday, October 11th, 2012

The amount of local cooperative energy-companies in the Netherlands (in 2012) is increasing. It all has to do with the decrease of the price of solar-sells but there is more at stake.

Local energy-companies are part of a movement aimed at Autarky. Autarky is the quality of being self-sufficient.

The word Autarky comes from Greek αὐτάρκεια (autárkeia), itself from αὐτός (autós) = self and ἀρκέω (arkéo) which in its passive form means be satisfied, content or “Out of my own Power“.

Fractal Human Distribution Network

Fractal Human Energy Distribution Network

The need to become self-sufficient has certainly to do with the current economic-, ecological- and energy crisis. People are afraid that the supply of vital energy and food will suddenly stop or become priceless. This is not the only reason.

Some people think we are wasting our money, food and energy by producing nondurable throw-away goods in which the packaging is sometimes more important than the content. They want to create durable products and services. This is not the only reason.

Some people don’t trust the suppliers of their food and energy, their politicians and/or the caretakers of their savings, the banks, anymore. They believe that their food is intentionally manipulated, their savings are wasted, their country is sold out to the rich and their environment is polluted for just one simple reason, Greed, the opposite of “Being Satisfied”.

The people of the autarkic movement want to recreate the necessary functions (bank, energy, food, work, healthcare, government) themselves in a cooperative way in their own living context.

Atmospheric Energy Diagram

Atmospheric Energy Diagram

The local cooperatives  are now joining on a higher (mostly country) level and are  in need of a shared (real-time)infrastructure. The current infrastructure does not support flows that move between many participants (so called peer-to-peer-networks).

The current system is a Hierarchic Top Down System containing Huge Highways that are connected to Big Production-facilities. This makes it impossible to consolidate, share and distribute resources peer-to-peer on a local level.

The Electric Highway

The Top Down System has created Global Markets where the local production is sold  to the highest bidder.

The Global Markets are the playing field for advanced speculators that make a lot of money. After the deal is made the local production is transported to a far away destination. That is the reason why the Top Down Systems are integrated in world-wide Logistic Systems.

If we want to coordinate all the local initiatives we need advanced systems that Up- and download, control, predict, connect, share, balance and distribute vital local resources on the short and long term.

The Panarchy Cycle of an Ecology

The Panarchy Cycle of an Ecology

Examples of these systems can be found in “crowd funding“, “virtual power plants”  and “treasury management” (balancing many small amounts of Money at the short and long term).

In Nature we find comparable (Fractal) Distribution-Systems in the Lungs, the Arteries, Riverdelta, the Weather Cycle and Ecologies.

All of these fysical Flow Systems, that map 1 Resource-> on Many Resources or Many Resources->on 1 Resource,  are based on the third Law of Thermodynamics called Constructal Law.

Virtual Power Plant

Virtual Power Plant

In the philosophy of the Stoics and Cynics of Ancient Greece the perfect human was not only arete (“all-around excellent”) but also independent of every need. Arete was associated with a full life as a citizen of a city.

Later Spinoza (“On Human Freedom“), Rousseau and David Thoureau (Walden) have developed their own autarkic philosophy.

Autarky was the ideal of a complete man who needed no one and no organization. This ideal can also be found in Zen Buddhism, Taoist practise, Early Christians (Nazarites), the Catholic Order of the Franciscans and the Protestant Quakers.

In reality it is almost impossible to be completely self-sufficient as a lonely human being. We need others when we are young, sick and old and we need others because we are specialized (“Talented”). Autarky is a possible aim for a small community.

Resource Balancing in Nature (Lungs, RiverDelta)

Resource Balancing in Nature (Lungs, RiverDelta)

The religious, cultural and political movements at the left and the right aimed at living the “good life” (“Living Slow“) are converging in  the movement of the Cultural Creatives. The Cultural Creatives are the new Elite that is moving to the AND-state (Left AND Right).

They don’t believe in the old Competitive Ideologies (Socialist, Capitalist, Religious, Liberal, Nationalist, Conservative, Globalist, etc..) but want  to focus on the Shared Collaborative Values between all Humans. We all need Love, Food and Shelter.

The Stoic Zeno shows the Doors to Truth and False

The Stoic Zeno shows the Doors to Truth and False

Autarky has always been a major political aim of countries. Autarky is about the possibility to control your own future and to become independent of other powers that could use your dependency to tell you what to do to get what you desperately want.

At this moment the shortage of fossil fuels, especially oil and gaz, is used to influence the policy of other countries and is the cause of local conflicts in the Middle East.

China is buying all kinds of vital materials to make sure their economy will not become dependent on others. If they will succeed and nobody doubts about that, they will become the economic controlling power of the world.

Reaching a state of local autarky, being satisfied with what your environment provides you, has become the aim of the wordwide sustainability movement.

Total autarky is possible when you want to live as a stoic or a survivalist. Most people accept a more simple living, move off-the-grid and build autonomous buildings that make use of  renewable energy.

Allotment Garden

Allotment Garden

Others start to farm in their own backyard, join an allotment garden or move back-to-the-land and practice sustainable agriculture.  To handle their surpluses and shortages independent  local markets are created that make use of  alternative currencies.

A strive for (regional) Autarky pushes the need to innovate to a higher level because not all regions contain the right materials, knowledge or experience to realize everything everybody needs. To become fully Autarkic the Production and Consumption Systems in the Region have to be based on simple concepts and parts that are available everywhere. Simple concepts are concepts that are easely copied.

The only way to combine Simple and Complex concepts is to use the Concept of Self-Reference (Fractals). The only way to make use of parts that are available everywhere is to make use of the Simple Building Blocks of Nature. A good example is the use of algea in food processing.

The concept of Autonomy not only plays an important role on the many levels of human (personal, organization, country) and animal society (Competitive vs Collaborative (Ants)). It is also a major subject in the research of (Second-OrderCybernetics (Control Theory).

Self Reproducing Systems

Self Reproducing Fractal Systems

Second Order Cybernetics is concerned with the Control of the System of Systems (the Meta-System). Hierarchy is not the solution to this problem because it leads to the logical problem of Infinite Regress (“Turtles on turtles on … all the way down”).

The Meta-System is controlling, reproducing and balancing itself by a Fractal Feedback-Cycle that moves Backwards (Consumption) and Forwards (Production).

The concept of Self-Reproduction is called Autopoiesis or Autocatalysis. The Design Philosophy of Cradle to Cradle is a good example of Autopoiesis.

A System is an Autarky if all its Levels are capable of Self-Reproduction.

If a human wants to become self-sufficient he has to accept and develop his own talent and find complementary people so he is able to create a Self-Reproducing Unit.

The smallest Self-Reproducing Unit in Human Society is the Family living in one House. This House has to produce more than enough Energy and the Garden has to produce more than enough food to support the Family.

Garden City (Culemborg, the Netherlands)

Garden City (Culemborg, the Netherlands)

If we cluster all these Self-Reproducing Families/Houses & Gardens in a small City the chances are high that the combined talents of the families will be able to supply every profession needed if the people of the city want to Live a Simple Life.

It is also possible that the surplusses and shortages of the families can be compensated by creating a Market on the level of the small City or one level higher, the Region.

An Autarkic Movement becomes an Aggressive Competitive Nationalistic Movement when the Citizens of the Country feel that their Country is plundered by outsiders and their Leaders promise to get it all back by expanding the Space to Live (“Lebensraum“) to facilitate everything that is needed.

This happened when Germany was preparing for War after the enormous reparation payments of 132 billion gold marks to the Winners of World War I.

The Autarkic Movement could also become a Peaceful Cooperative Social Movement like the Movement of Gandhi in India when the people accept the Good Life they already live and want to share the surpluses with others who are in a worse state.

LINKS

Dutch Report about Local Energy Companies (in Dutch)

About the house that produces his own energy (Passive House)

The Complete Book of Self Sufficiency

About Close-Loops Systems

About Smart Grids

About Anti-Fragility

About Fractal Distribution Systems

Jerry Rifkin: About the Distributed Economy

The John Seymour School for Self Sufficiency

About Entrainment

About the EU Policy of Smart Specialization of Regions

About Darwin and Collaboration 

About Artificial Life

About Smart Technology

About the Thermodynamics of Living Systems

About Worldviews (How to find Complementary People)

A City is an Organism

About the Viable Systems Model of Stafford Beer

About Garden City

Gandhi’s view on Capitalism

The Autarkic Dreams of Germany

 

Over Veerkracht (Resilience) (in Dutch)

Monday, April 2nd, 2012

De leer van de thermodynamica is in de 19e eeuw ontstaan uit natuurkundig onderzoek dat werd uitgevoerd om de efficiëntie van de stoommachine te verbeteren. Inmiddels heeft deze wetenschap belangrijke wetten over het Universum ontdekt.

Volgens de thermodynamica beweegt de energie in het Universum op de lange termijn zich van een onmogelijke extreem hete situatie, de Big Bang, naar een toestand van extreme kou en een hoge waarschijnlijkheid, de Big Freeze, waarin alles netjes uniform verdeeld is. Het universum beweegt van extreme chaos naar extreme ordening.

Energie stroomt daarom altijd van hoge (chaos) naar lage temperatuur (orde). Vrijwel alle energie op aarde komt van de zon in de vorm van electro-magnetische straling. Met behulp van deze zonnestraling transformeren planten, algen en bacteriën simpele chemische structuren in complexe biomassa (chemische energie). Bacteriën en schimmels breken deze structuren weer af waardoor de cyclus wordt gesloten.

Biomassa wordt door de rest van de organismen op aarde direct of soms veel later (olie/gas/steenkool) geconsumeerd. Het consumeren van de primaire zonne-energie vindt plaats in voedselketens waarin de organismen ook zelf weer worden geconsumeerd.

Vanuit ons menselijk perspectief interpreteren wij het consumeren van de participanten in een voedselketen als een competitie (“survival of the fittest”) maar we kunnen het ook zien als een uiterst flexibele keten van chemische reacties die worden uitgevoerd in bewegende zichzelf reproducerende chemische fabrieken.

 Energie is de mogelijkheid om iets in beweging te krijgen of te houden. De opgeslagen (potentiële) energie in de aarde wordt soms in meerdere stappen omgezet in beweging (kinetische energie). Tijdens deze omzetting gaat er altijd warmte verloren (dissipatie, wrijving, weerstand, erosie).

De energiestroom van de zon wekt door de rotatie van de aarde stroom-systemen (flow-systems) op. Stroom-systemen hebben een boom-structuur als de stroom van een punt naar een oppervlak of een volume gaat. Een voorbeeld zijn het weersysteem en een meanderende rivier-delta. De longen en de bloedvaten in ons lichaam hebben precies dezelfde opbouw omdat hetzelfde proces ook in ons lichaam optreedt.

Volgens de Constructal Theory van Adrian Bejan verbeteren de stroomsystemen zich steeds opnieuw en dat doen ze door gebruik te maken van de permanente slijtage (dissipatie, wrijving, weerstand, erosie) die de stroombeweging veroorzaakt.  Uiteindelijk vindt er altijd weer ergens een doorbraak plaats in de meander.

Adrian Bejan heeft de Constructal Theory volledig analytisch afgeleid uit de wetten van de Thermodynamica. Hij  beschouwt het principe van de verbeterende stroomsystemen (“construction”)  als een Hoofdwet van de Thermodynamica. Volgens hem is ontwerpen niet een intelligente actie maar een volstrekt logisch gevolg van de werking van ons Universum.

De stroom van onmogelijkheid naar uniformiteit, van hoge onwaarschijnlijkheid naar hoge waarschijnlijkheid gaat gepaard met allerlei tussenstadia waarin de bestaande structuren de nieuwe structuren de weg wijzen.

De doorbraken in de meanderende stroompatronen maken beter gebruik van de huidige mogelijkheden maar de oude paden behouden lange tijd hun functie. Hierdoor is een stroomsysteem niet afhankelijk van één pad en is daardoor ook bestand tegen calamiteiten (bijv. een sterk verhoogde regenval in het stroomgebied van de rivier).

Het systeem waar de stroomsystemen onderdeel van uitmaken bestaat uit Machines (Constructal Engines) en Barrières (Brakes).

De machines en de barrieres zorgen ervoor dat de aarde niet te warm of te koud wordt.

De machines zoeken de weg van de minste weerstand, optimaliseren de stroom, bouwen structuren op, slopen de barrieres, produceren kinetische energie en minimaliseren de slijtage. De machines slechten het pad naar de Big Freeze waarin alles gelijk zal zijn en alles stil zal staan.

De barrières bevatten potentiële energie, leveren de weerstand om de minste weerstand te vinden, slopen de machines, optimaliseren daardoor de dissipatie en produceren een maximale hoeveelheid straling met een hogere golflengte als de binnenkomende zonnestraling die de aarde weer verlaat.

Produceren (Machines) en Consumeren (Vernietigen, Slijten) houden het wankele evenwicht van Moeder Aarde in stand.

De evolutie van ecologieën, steden, organismen (wet van Kleiber), talen (wet van Zipf), organen (de longen, bloedvaten), sporten en technologieclusters voldoen aan de Constructal Theory.

In 2002 hebben Holling en Gunderson het boek Panarchy: Understanding Transformations in Human and Natural Systems gepubliceerd.

Panarchy bevat een integrale visie op de evolutie en de adaptieve cyclus van  de constructal engines die men ecosystemen noemt.

Panarchy is ontstaan door het combineren van ogenschijnlijk conflicterende theorieën. Die theorieën leken conflicterend omdat ze betrekking hadden op de verschillende fasen (Zie Plaatje Phase Space hieronder) van de adaptieve cyclus die een ecologie doorloopt.

De combinatie van de vier mogelijke fasenruimten levert een op-en neergaande cyclus op waarin op een zeker moment een sprong (bifurcatie) wordt gemaakt naar een compleet nieuwe ruimte. Nadat deze sprong heeft plaatsvonden stopt de dynamiek van de oude ecologie.

De meest herkenbare fase is de Exploitatie-fase (B).  Dit is de opgaande lijn waarin de ecologie een hoge mate van orde bereikt en overschotten (Potential) produceert.

De vier fasen van de Panarchy Cyclus voorgesteld als een landschap met een rollende bal

Aan het eind van deze fase neemt de potentie af en wordt er van alles gedaan om de levensduur van de ecologie zo lang mogelijk te rekken (C -Conservation). In deze fase zijn de structuren verouderd geraakt en zijn er op allerlei plaatsen reeds alternatieven (bypass) ontstaan die beter passen op de huidige vraag naar beweging.

De ecologie is in de conservatie-fase vrijwel tot stilstand gekomen en besteed al zijn energie aan het onderhouden  van zijn eigen structuur.

Tijdens de langzaam opgaande lijn van de Exploitatie-fase neemt de verbondenheid en vooral de afhankelijkheid (Connectedness) tussen de participanten onderling enorm toe waardoor de ecologie steeds kwetsbaarder wordt voor verstoringen.

De constructal engines in de ecologie gaan steeds efficienter samenwerken wat ten koste gaat van de diversiteit en de variatie in de ecologie.

De ecologie kan verstoringen opvangen totdat de  verschillende paden nog niet zijn dichtgeslibd maar een verstoring die alle paden tegelijkertijd raakt is dodelijk.

Op het laatst wordt de Veerkracht (Resilience) enorm op de proef gesteld en kan het gebeuren dat de Ecologie volledig ten onder gaat (Release) of na een grondige Reorganisatie weer aan een nieuwe levensloop kan beginnen.

De resilience van een ecologie wordt gemeten door de snelheid te meten waarmee een ecologie zich weer herstelt van een verstoring.

Volgens Panarchy beweegt een Ecologie zich op verschillende schalen en plaatsen en kan op die plaatsen in verschillende fasen verkeren waardoor er allerlei soorten van interactie mogelijk zijn. Hoe hoger de schaal hoe langzamer de cyclus verloopt. Hoge schalen dempen de fluctuaties van de lagere schalen.

Een snelle lokale reorganisatie kan zich plotseling heel snel verspreiden (een lopend vuur (Revolt)) terwijl een langzame geleidelijke ontwikkeling (een organisatie) een snelle ontwikkeling weer kan dempen of tot stilstand kan brengen (de organisatie van de Brandweer (Remember)).

Panarchy is een Zelf-Refererend Cyclus-Model dat bestaat uit Vier Fasen en (minstens) drie Schaalniveaus.  De panarchische golfbeweging bestaat uit twee stappen n.l. de  positieve weg Omhoog naar de Top (exploitation, conservation)  en de negatieve weg Omlaag naar het Dal (depressie, reorganization).

Op een bepaald moment kan de golfbeweging zich splitsen waardoor een nieuw (ander) niveau van organisatie optreedt. Deze sprongen doen zich volgens een vaste regelmaat voor.

Als we kijken naar terminologie en inhoud valt het op dat er een groot verband bestaat tussen Ecologische-, Economische- en Persoonlijkheidstheorien. De natuur, de economie en de mens lijken onderhevig te zijn aan dezelfde wetten.

De theorie over de Menselijke Natuur heeft erg veel weg van de Theorie die wij over de Natuur zelf hebben ontwikkeld. De mens is een zelfstandig bewegende ecologie, een stromend stroomsysteem waaraan een groot aantal participanten deelnemen.

Bacteria wisselen DNA uit

Die participanten hebben zich in de loop der tijd verenigd omdat een samenwerkingsverband veel efficienter bleek te zijn dan een solitaire ontwikkeling.

In het begin bestond het samenwerkingsverband uitsluitend uit simpele chemische fabriekjes, bacteriën, die genetische ontwerpinformatie (DNA) van hun fabriekjes uitwisselenden. De eerste fundamentele stap in de samenwerking van de bacterien was de statische spons. De mens heeft erg veel ontwerp-informatie gemeen met de spons.

Spons

Later gingen de organismen bewegen en waarnemen. Hierdoor gingen ze als individuen samenwerken met andere organismen die genetisch op hen leken (zie Genetic Similarity Theory).  Het uitwisselen en combineren van ontwerp-informatie ging gewoon door (sex).

In volgende fasen ontstonden er hogere ordeningen, zoals lichamen die lichamen konden bevatten (huizen, steden, vliegtuigen, onderzeeboten en auto’s).

Op dit moment is de (grote) stad het hoogste niveau van koppeling maar niets houdt de “Constructal Law” (of de Entropie) tegen om een ordening te gaan scheppen op  het niveau land of aarde.

Dat betekent dat er nieuwe slagaderen moeten komen om de ontwerp-informatie en de energie die tussen de grote steden gaat stromen te faciliteren. Overduidelijk is dat het Internet de basis vormt van het zenuwstelsel van de aardse informatievoorziening.

De thermodynamica is een statistische theorie. De kansverdeling van een Systeem wordt de Entropie van het Systeem genoemd.

Om een kans te kunnen berekenen moet je de kansruimte (de Phase Space) bepalen. Die bestaat uit alle mogelijkheden.

Het aardige is dat je niet hoeft te beschikken over kennis van alle combinaties van alle componenten van een specifiek systeem om erg veel te weten te komen over een kansruimte.

Je kunt gaan spelen met willekeurige componenten (a,b,c,d,e,….), de combinaties in een matrix stoppen, gaan tellen en patronen zoeken in de getallen die er dan worden gevonden. Je bent dan bezig met de statistiek van de statistiek of beter de waarschijnlijkheid van de waarschijnlijkheid. De mogelijke patronen worden beschreven in de Driehoek van Pascal.

Wat dan blijkt is dat er achter het patroon van Pascal weer een patroon zit (zie plaatje).  Dat patroon bevat wederom driehoeken en het is zeer waarschjinlijk dat er achter de driehoeken weer driehoeken zitten. Driehoeken in driehoeken in driehoeken in…. noemt men een fractal, een zelf-herhaling.

De  (on)waarschijnlijkheid is eigenlijk heel mooi en vooral ook simpel geordend en komt voort uit een zichzelf herhalend patroon, de Drie-Eenheid, dat in iedere godsdienst op aarde voorkomt.

Wetenschap en Godsdienst gaan uiteindelijk over hetzelfde.

LINKS

Over de Big Bang

Over Thermodynamica

Over Constructal Theory

Waarom een stad een organisme is

Waarom de genen bepalen wie we aardig vinden 

Over Pan en Anarchie

Over de Wet van Kleiber

Over de orde achter de wanorde (Over de Driehoek van Pascal)

Over de Uitgebreide Driehoek van Pascal

Over de drie-eenheid.